Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- Het door belanghebbende ingediende stuk met dagtekening 13 maart 2019 is buiten de in artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedoelde termijn ontvangen door het Hof. Ik stel mij niet op het standpunt dat dit stuk als zijnde tardief buiten beschouwen gelaten dient te worden. Ik verzet mij echter bij voorbaat tegen in dit stuk opgenomen nieuwe stellingen. Indien ik niet expliciet in zou gaan op deze nieuwe stellingen wijt ik dat aan het late tijdstip van indiening van het stuk;
- Tijdens het boekenonderzoek heb ik geen bewijsstukken met betrekking tot de tussen belanghebbende en [K] , [L] [plaats] , [M] , [N] , [O] en [P] ter zake van de onder 2.5.2. en 2.5.3. opgenomen facturen gevoerde correspondentie aangetroffen; en
- Belanghebbende heeft in de door haar ter zake van de tijdvakken 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012, 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 en 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 ingediende aangiften omzetbelasting een bedrag ter hoogte van respectievelijk € 60.581, € 58.150, € 9.577, € 289 en € 95 aan aftrekbare voorbelasting aangegeven.
- Uiterlijk ultimo 2012 stond redelijkerwijs vast dat de onderhavige facturen niet betaald zouden worden;
- In hoger beroep stel ik mij niet meer op het standpunt dat de vorderingen die [K] , [L] [plaats] , [M] , [N] , [O] respectievelijk [P] in verband met het niet betalen van de facturen op mij hebben, zijn omgezet in leningen;
- Tot de gedingstukken behoren geen afschriften van tussen belanghebbende en voornoemde ondernemingen gevoerde correspondentie. De Inspecteur heeft deze correspondentie echter in kunnen zien tijdens het boekenonderzoek;
- Omstreeks augustus 2016 is een melding met betrekking tot de betalingsonmacht gedaan bij de Belastingdienst. Formeel gezien was dat gelet op de rechtsvorm waarin belanghebbende wordt gedreven echter niet mogelijk. Aan overige schuldeisers is in ieder geval mondeling medegedeeld dat er sprake is van betalingsonmacht; en
- Ik ga ervan uit dat de door de Inspecteur genoemde bedragen met betrekking tot de door mij aangegeven aftrek van voorbelasting juist zijn. Het is zeer waarschijnlijk dat de betaalde facturen voldaan zijn met gelden die afkomstig zijn van [G] .
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.