Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[de maatschap] Advocaten,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief Idat de rechtbank onder 6.1 tot en met 6.4 van het eindvonnis ten onrechte heeft overwogen dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat de vordering tegen [geïntimeerde] toewijsbaar is. Alvorens op de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] als bestuurder in te gaan, zal het hof eerst de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] als persoonlijk opdrachtgever beoordelen.
debiteuren. [de vennootschap] werkt bijna uitsluitend voor [transportbedrijf] Transport te [vestigingsplaats] .
bankrekening ING nummer [bankrekeningnummer]
[geïntimeerde] heeft -zo begrijpt het hof- nog aangevoerd dat als het beslag van 14 oktober 2013 correct zou zijn gelegd, de vordering inbaar zou zijn geweest, althans de derde-beslagene tot betaling aan [de stichting] zou zijn overgegaan. Waarom de derde-beslagene op basis van een conservatoir beslag bereid is aan [de stichting] te betalen is niet duidelijk gemaakt. Dat betoog is ook verder, ook in het licht van de overwegingen van de voorzieningenrechter over het summierlijk blijken van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht in de procedure tot opheffing van het beslag, onvoldoende onderbouwd.
5.De slotsom
€ 941,-
€ 716,-