ECLI:NL:GHSHE:2019:183

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
200.167.784_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding met betrekking tot activa en passiva

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. Het huwelijk, dat op 14 mei 2004 werd gesloten, werd op 26 juli 2011 officieel ontbonden. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.R. Klaver, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Remport Urban, heeft de grieven van de man bestreden.

De rechtbank had in haar vonnis bepaald dat de echtelijke woning, samen met andere activa zoals een kapitaalverzekering en een beleggingsrekening, verkocht moest worden om de hypothecaire schulden af te lossen. De man was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de woning aan hem moest worden toegedeeld, terwijl de vrouw de verantwoordelijkheid voor de aflossing van de schulden zou dragen. Het hof heeft in zijn beoordeling de feiten van de zaak opnieuw bekeken en vastgesteld dat de man niet in staat was om de woning te financieren zonder de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan.

Het hof heeft ook de grieven van de man met betrekking tot de verdeling van de inboedel en de Volkswagen Touareg besproken. De man stelde dat de vrouw meer dan de helft van de inboedel had meegenomen en dat de verdeling onterecht was. Het hof oordeelde dat er onvoldoende informatie was over de waarde en samenstelling van de inboedel, waardoor een definitieve beslissing over de verdeling niet kon worden genomen. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere akten, waarbij de vrouw bewijsstukken moest overleggen over de verkoop van de Volkswagen Touareg. Het hof hield verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.167.784/02
arrest van 22 januari 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als de man,
advocaat: mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban te Bergen op Zoom,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 20 maart 2018 in het hoger beroep van het vonnis van 21 januari 2015, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer C/02/264845/HA ZA 13-411 gewezen tussen de man als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en de vrouw als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 20 maart 2018;
  • de akte van de advocaat van de man van 3 april 2018;
  • het journaalbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 3 april 2018.
  • het pleidooi op 26 september 2018 en de door de advocaat van de man overgelegde pleitnota.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
In voornoemd tussenarrest van 20 maart 2018 is aangegeven dat het arrest, nu mr. W.Th.M. Raab geen deel meer uitmaakt van het hof, zal worden gewezen in een andere samenstelling en partijen zijn daarbij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of zij in deze situatie (opnieuw) een mondelinge behandeling wensen ten overstaan van de raadsheren die het arrest zullen wijzen.
Partijen hebben aangegeven dat zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen . Het pleidooi d.d. 26 september 2018 heeft plaatsgevonden ten overstaan van mrs. Vossestein, Van Laarhoven en M.A. Ossentjuk. Zij wijzen dit arrest.
6.2.
Partijen hebben geen grieven gericht tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten. Het hof zal van diezelfde feiten uitgaan en deze hierna opnieuw weergeven en aanvullen.
6.3.
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Partijen zijn op 14 mei 2004 gehuwd in gemeenschap van goederen. Het verzoek tot echtscheiding is gedaan op 18 januari 2011 en de echtscheiding is op 26 juli 2011 uitgesproken. Het huwelijk van partijen is op 10 april 2012 beëindigd door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren:
activa:
- de echtelijke woning te Bergen op Zoom aan de [adres] ;
- de kapitaalverzekering bij Reaal, verpand aan DSB;
- de beleggingsrekening(en) bij ING, verpand aan ING;
- de inboedel;
- de auto Volkswagen Touareg;
- saldi bankrekeningen;
passiva:
- de hypothecaire geldleningen bij ING;
- de hypothecaire geldleningen bij DSB;
- de schuld bij Credivance.
6.4.
Partijen hebben in eerste aanleg in conventie en reconventie de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap gevorderd.
6.5.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 21 januari 2015:
  • bepaald dat de echtelijke woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] wordt verkocht en geleverd aan een derde, dat met de verkoopopbrengst, vermeerderd met de kapitaalverzekering bij Reaal en de beleggingsverzekering(en) bij ING de hypothecaire schulden bij DSB en ING worden afgelost, dat een eventueel positief saldo tussen partijen bij helfte wordt verdeeld en dat een mogelijk negatief saldo door ieder der partijen voor de helft wordt afgelost als eigen schuld onder vrijwaring van de ander;
  • de man veroordeeld tot medewerking aan verkoop en levering van de echtelijke woning;
  • bepaald dat ieder der partijen de helft van de schuld bij Credivance aflost als eigen schuld onder vrijwaring van de ander;
  • de (verkoopopbrengst van de) auto Volkswagen Touareg aan de vrouw toegedeeld en de inboedel van de echtelijke woning aan de man, zonder nadere verrekening over en weer;
  • ieder der partijen de feitelijk onder hem of haar rustende (saldi op) bankrekeningen toegedeeld, zonder nadere verrekening over en weer;
  • het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • bepaald dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt;
  • het meer of anders gevorderde afgewezen.
6.6.
De man kan zich (op onderdelen) met het beroepen vonnis niet verenigen en hij is
hiervan in hoger beroep gekomen.
6.7.
De man heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd, die zien op de volgende onderwerpen:
  • de schuld bij Credivance (grief 1);
  • de voormalige echtelijke woning (grief 2 en 3);
  • de auto Volkswagen Touareg en de inboedel (grief 4).
Het hof zal de grieven per onderwerp bespreken.
6.8.
De schuld bij Credivance (grief 1)
6.8.1.
Ter zake van de schuld bij Credivance heeft de rechtbank als volgt overwogen:
“De rechtbank overweegt dat wat er zij van de mogelijkheid de schuld bij Credivance voor een groot deel af te lossen met de verkoopopbrengst van de auto, dit niet is gebeurd. De schuld bij Credivance staat nog grotendeels open. De lening is door partijen gezamenlijk aangegaan en tijdens huwelijk besteed. Zij dienen deze dan ook gezamenlijk, ieder voor de helft, af te lossen. De rechtbank zal in die zin beslissen. De kwestie van de verkoopopbrengst van de auto komt hieronder onder het kopje ‘de auto VW Touaregh en de inboedel’ aan de orde.”
6.8.2.
Volgens de
manheeft de rechtbank ten onrechte bepaald dat ieder van partijen de helft van de schuld bij Credivance dient af te lossen als eigen schuld. De schuld moet worden toegedeeld aan de vrouw, zodanig dat zij ten volle en volledig verantwoordelijk is voor de aflossing van de schuld als zijnde eigen schuld, waarbij de man volledig wordt gevrijwaard voor de schuld.
Partijen hebben in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap overeenstemming bereikt over de schuld. De vrouw zou zorgdragen voor de aflossing daarvan.
Met de schuld is de Volkswagen Touareg volledig gefinancierd. Indien aan het begin van de scheiding de Volkswagen Touareg verkocht zou zijn, had de schuld volledig afgelost kunnen zijn. Dat is niet gebeurd. De vrouw heeft de schuld juist verder laten oplopen. De vrouw heeft de auto op enig moment verkocht, zonder overleg en informatie, en zij weigert ook aan te geven voor welk bedrag de auto is verkocht. De vrouw heeft “de” informatie niet verstrekt. De gevolgtrekking moet zijn dat de schuld volledig toebehoort aan de vrouw. Door toedoen van de vrouw is de schuld aangemeld bij het BKR en het gevolg daarvan was dat de man het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schulden bij ING en DSB niet kon bewerkstelligen. In de afweging van belangen dient de schuld in redelijkheid aan de vrouw te worden toegedeeld. De man heeft volledig te goeder trouw gehandeld.
6.8.3.
De
vrouwheeft verweer gevoerd. Zij weerspreekt dat zij met de man zou hebben afgesproken dat zij de volledige schuld voor haar rekening zou nemen en de man zou vrijwaren. De Volkswagen Touraeg is verkocht om de huur en een koelkast te kunnen betalen. De BKR‑registratie is niet alleen de schuld van de vrouw en het is ook niet zo dat de man daardoor het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet kon realiseren. De man heeft daarvan geen bewijsstukken overgelegd. De vrouw is niet in staat om de schuld bij Credivance over te nemen en de man te vrijwaren.
6.8.4.
Het
hofoverweegt als volgt.
Nu het verzoek tot echtscheiding vóór 1 januari 2012 is gedaan, is 10 april 2012, de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, de peildatum voor de bepaling van de omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
Ingevolge art. 1:100 BW hebben partijen een gelijk aandeel in de ontbonden gemeenschap, zodat die gemeenschap bij helfte dient te worden verdeeld. Een afwijking van deze regel is niet geheel uitgesloten. Zij kan evenwel slechts worden aangenomen in zeer uitzonderlijke omstandigheden, waarin het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat de ene echtgenoot zich jegens de andere beroept op een verdeling bij helfte van de ontbonden gemeenschap (vgl. HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1749, NJ 2012/407).
6.8.5.
De vrouw heeft het bestaan van de door de man gestelde afspraak voldoende gemotiveerd betwist, zodat de afspraak niet in rechte is komen vast te staan. Bewijs van zijn stelling heeft de man niet aangeboden.
De door de man gestelde omstandigheden zijn geen zeer uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in art. 1:100 BW die een andere verdeling dan bij helfte rechtvaardigen. Daartoe overweegt het hof nog het navolgende.
De lening die partijen zijn aangegaan bij Credivance is niet gekoppeld aan de aankoop van de Volkswagen Touareg, zo blijkt uit het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juni 2013 dat de man als productie 2 bij de memorie van grieven heeft overgelegd. Daarbij komt dat door de vrouw in eerste aanleg onbetwist is gesteld dat de lening aan meer dan alleen de aanschaf van de Volkswagen Touareg is besteed en aan beide partijen ten goede is gekomen. Derhalve bestond er voor de vrouw niet een verplichting de verkoopopbrengst van Volkswagen Touareg te gebruiken om deze lening af te lossen. Van de omstandigheid dat de lening bij Credivance is geregistreerd bij BKR kan de vrouw dan ook niet een zodanig verwijt worden gemaakt dat dit tot een andere verdeling van de draagplicht dan bij helfte noopt.
De slotsom is dat de grief faalt.
6.9.
De voormalige echtelijke woning (grief 2 en 3)
6.9.1.
Ter zake van de voormalige echtelijke woning heeft de rechtbank als volgt overwogen:
“De rechtbank zal bepalen dat de woning moet worden verkocht. De hypotheken bij ING en DSB zullen met de verkoopopbrengst en het opgebouwde vermogen in de kapitaalverzekering en beleggingsrekening zoveel mogelijk moeten worden afgelost. Voor zover er een restantschuld resteert, dienen beide partijen – in hun onderlinge verhouding – deze ieder voor de helft af te lossen (een eventueel positief saldo komt ieder der partijen voor de helft toe). De vrouw kan niet worden verplicht met de man in een onverdeelde boedel te blijven. Bij toedeling van de woning aan de man, zoals de man wenst, zal de vrouw echter niet uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid worden ontslagen. Van haar kan niet in redelijkheid worden verlangd hoofdelijk aansprakelijk te blijven voor schulden, waarvoor hypotheek is verstrekt op een zaak die niet – deels – haar eigendom is en waarop zij geen invloed kan uitoefenen waar het gaat om waardebehoud. Verkoop is dan ook de enige mogelijkheid. Dat de man bereid is de onderwaarde van de woning voor zijn rekening te nemen, als de vrouw bovengenoemde lening bij Credivance geheel aflost, maakt dit niet anders. Zelfs al zou de vrouw daartoe bereid, wat zij niet is, dan regelt die afspraak slechts de onderlinge verhouding tussen partijen. Beide partijen blijven hoofdelijk aansprakelijk voor aflossing van de lening bij Credivance, de BKR registratie blijft tot het moment van
gehele aflossing in stand en de vrouw zal hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de hypothecaire geldleningen. De vordering van de vrouw een makelaar aan te wijzen wordt afgewezen. Hiervoor bestaat geen grondslag.”
6.9.2.
Volgens de
manheeft de rechtbank ten onrechte bepaald dat de echtelijke woning moet worden verkocht en geleverd aan een derde en is hij ten onrechte veroordeeld tot medewerking aan de verkoop en levering van de echtelijke woning.
Daartoe voert hij – samengevat – het volgende aan.
De man meent dat de echtelijke woning aan hem dient te worden toegedeeld. De vrouw heeft zich niet gehouden aan de tussen partijen gemaakte afspraken, te weten dat de woning en de daarop rustende hypothecaire geldleningen, alsmede de aan de woning verbonden kapitaalverzekering, aan de man zouden worden toegedeeld. Verder zou de Volkswagen Touareg aan de vrouw worden toegedeeld en zou zij de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de aflossing van de schuld bij Credivance. Dit heeft zij niet gedaan. De auto is verkocht en de waarde/opbrengst heeft zij niet afgedragen aan Credivance. Daardoor is er thans sprake van een BKR-registratie met als gevolg dat de man thans niet kan zorgdragen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire verplichtingen.
6.9.3.
De
vrouwheeft de grieven van de man bestreden. Zij verzet zich onveranderd tegen toedeling van de echtelijke woning aan de man zolang de man niet in staat is om haar uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te laten ontslaan. De vrouw kan niet gedwongen worden om in een onverdeelde, doch ontbonden huwelijksgemeenschap te blijven. De man blijft maar herhalen dat de vrouw zich niet heeft gehouden aan gemaakte afspraken. Er waren geen afspraken; partijen zijn er niet in geslaagd om een echtscheidingsconvenant op te stellen en later is de mediation ook mislukt.
6.9.4.
Het
hofoverweegt als volgt.
Toedeling van de voormalige echtelijke woning aan de man, zoals de man wenst, vereist dat hij de hypothecaire geldlening die aan de woning is gekoppeld kan overnemen zodat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die hypothecaire geldlening wordt ontslagen. De bank is niet bereid gebleken de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan in verband met de BKR-registratie wegens de schuld bij Credivance. Vast staat dan ook dat de man de toedeling van de woning aan hem niet kan financieren. Nu de vrouw de woning niet wil of kan overnemen dient de woning in beginsel aan derden te worden verkocht.
De man heeft aangevoerd dat, bij afweging van alle belangen, hij ten onrechte is veroordeeld om mee te werken aan verkoop van de woning. De vordering tot verdeling dient volgens de man te worden uitgesloten c.q. uitgesteld tot de schuld bij Credivance is voldaan.
Ingevolge art. 3:178 lid 3 BW kan de rechter, indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een of meer deelgenoten aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend, op verlangen van een deelgenoot een of meermalen, telkens voor ten hoogste drie jaren een vordering tot verdeling uitsluiten.
Tegenover de belangen van de man – die heeft aangevoerd dat hij al zeer lang in de woning woont, de lasten volledig betaalt, bij verkoop van de woning in een schrijnende situatie komt te verkeren en welke verkoop tot een grote restschuld voor partijen zal leiden – staan de belangen van de vrouw – die heeft aangevoerd dat zij niet gedwongen kan worden om in een onverdeelde maar ontbonden huwelijksgemeenschap te blijven en dat zij hoofdelijk aansprakelijk blijft voor schulden waarvoor hypotheek is verstrekt op een zaak die niet (volledig) haar eigendom is en waarop zij geen invloed kan uitoefenen waar het gaat om waarde behoud.
De belangen van de man zijn naar het oordeel van het hof niet aanmerkelijk groter dan de belangen van de vrouw die door de verdeling worden gediend. Dat de man in de echtelijke woning goedkoper kan wonen en dat partijen bij verkoop met een grote restschuld achterblijven wordt door de vrouw betwist en heeft de man onvoldoende nader onderbouwd. Die omstandigheden zijn dan ook niet komen vast te staan. Gelet daarop en de door de vrouw aangevoerde belangen is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten van art. 3:178 lid 3 BW.
De man heeft zich tijdens het pleidooi voorts beroepen op art. 1:164 BW (benadeling huwelijksgemeenschap), op art. 3:194 lid 2 BW (opzettelijk verzwijgen, zoekraken of verborgen houden van tot de gemeenschap behorende goederen) en op art. 6:162 BW. Het hof acht het opwerpen van nieuwe grieven in deze fase van de procedure in strijd met de twee conclusie regel van art. 347 Rv die voorschrijft dat de grieven in de memorie van grieven moeten worden aangevoerd. Van een uitzondering die een afwijking van deze regel rechtvaardigt is niet gebleken. Het hof laat deze nieuwe grieven dan ook buiten beschouwing.
Het voorgaande leidt ertoe dat de grief faalt.
6.10.
De inboedel en de Volkswagen Touareg (grief 4)
6.10.1.
Ter zake van de inboedel en de Volkswagen Touareg heeft de rechtbank als volgt overwogen:
“De rechtbank oordeelt het redelijk de opbrengst van de auto bij de vrouw te laten en de inboedel bij de man. Uit het feit dat de vrouw kennelijk in aanmerking komt voor het schuldsaneringstraject leidt de rechtbank af dat zij niet over de financiële middelen zal beschikken om de man zijn deel van de verkoopopbrengst te betalen. Door de man de inboedel van de echtelijke woning te laten, wordt hij afdoende gecompenseerd.”
6.10.2.
De
manis van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de inboedel van de woning aan de man wordt toegedeeld en de verkoopopbrengst van de Volkswagen Touareg aan de vrouw. Daartoe voert hij – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank is er ten onrechte van uitgegaan dat er nog iets te verrekenen viel in het kader van de inboedel. De vrouw heeft meer dan de helft van de inboedel en overige zaken uit de echtelijke woning meegenomen. De vrouw is overbedeeld in het kader van de inboedel. Een verdere verrekening/verdeling van de inboedel diende derhalve niet plaats te vinden.
De man gaat ervan uit dat de Volkswagen Touareg aan de vrouw wordt toegedeeld, dat de verkoopopbrengst ook aan haar wordt toegedeeld, echter wel onder de voorwaarde dat zij volledig zorgdraagt voor aflossing van de schuld bij Credivance, dat zij deze schuld als eigen schuld zal voldoen en dat de man voor deze schuld door de vrouw volledig wordt gevrijwaard.
6.10.3.
De
vrouwheeft de grief van de man bestreden.
De rechtbank heeft volgens de vrouw terecht gemeend dat er nog het een en ander te verrekenen is met betrekking tot de inboedel. De stelling van de man dat de vrouw meer dan de helft van de inboedel en overige zaken uit de echtelijke woning heeft meegenomen is pertinent onjuist. Alle waardevolle meubels, kristal etc. die de vrouw heeft ingebracht zijn in de echtelijke woning achtergebleven. De vrouw heeft de echtelijke woning noodgedwongen moeten verlaten omdat de spanningen te hoog opliepen. De vrouw heeft slechts haar kleding en een gedeelte van haar persoonlijke spullen kunnen meenemen; voor de rest was geen plaats.
De vrouw stelt dat de Volkswagen Touareg toentertijd noodgedwongen moest worden verkocht. Zo moest de huur betaald worden en diende er een koelkast te worden aangeschaft. Onjuist is dat partijen zouden hebben afgesproken dat de Volkswagen Touareg aan de vrouw zou worden toegedeeld en dat zij zou zorgdragen voor aflossing van de schuld bij Credivance.
6.10.4.
Het
hofoverweegt als volgt.
De man heeft het hof gevraagd de huwelijksgemeenschap te verdelen en heeft ten aanzien van de Volkswagen Touareg voorgesteld dat deze, althans de verkoopopbrengst wordt toegedeeld aan de vrouw en dat zij ook de schuld bij Credivance krijgt toegedeeld.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, faalt de grief van de man ten aanzien van de schuld bij Credivance. Partijen dienen derhalve ieder de helft van deze schuld af te lossen als eigen schuld onder vrijwaring van de ander. Dit brengt mee dat het hof dient te beslissen over de inboedel en de Volkswagen Touraeg.
Nu echter partijen hebben nagelaten het hof te informeren over de waarde, de samenstelling en de wijze van verdeling van de inboedel, kan het hof de verdeling daarvan niet vaststellen. In zoverre faalt de grief van de man.
De vrouw heeft ter zitting aangeboden bewijsstukken over te leggen van de verkoop van de Volkswagen Touraeg. Het hof zal de vrouw in de gelegenheid stellen om binnen vier weken na de datum van dit arrest bij akte het verkoopcontract en of andere verificatoire bescheiden zoals een bankafschrift over te leggen. De man zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 19 februari 2019 voor akte aan de zijde van de vrouw met de hiervoor in rov. 6.10.4. vermelde doeleinden, waarna de man in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Vossestein, M.J. van Laarhoven en M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 januari 2019.
griffier rolraadsheer