3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[appellanten c.s.] heeft op 11 maart 2011 een koopovereenkomst gesloten met de zoon van [de bewindvoerder pro sé en q.q.] , [curandus] (hierna: [curandus] ) met betrekking tot een woning, stallen en een perceel grond staande en gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] , " [naam hoeve] ” (hierna: het perceel).
3.1.2.[curandus] was de eigenaar van het perceel sinds 31 december 2000
Daarvoor was [de bewindvoerder pro sé en q.q.] eigenaar van het perceel. Bij beschikking van de
kantonrechter te Breda van 11 januari 2008 zijn de goederen die aan [curandus]
toebehoren, of zullen toebehoren, onder bewind gesteld. Hierbij is [de bewindvoerder pro sé en q.q.] benoemd tot bewindvoerder. [de bewindvoerder pro sé en q.q.] heeft met [appellanten c.s.] de onderhandelingen over de
koopovereenkomst met betrekking tot het perceel gevoerd.
3.1.3.Bij akte van levering van 1 juli 2011 is het perceel aan [appellant 1] geleverd. De
feitelijke levering van het perceel heeft in oktober 2011 plaatsgevonden.
3.1.4.Op het perceel, in totaal 26.27.10 ha, bevindt zich een
waterpartij. In de verkoopbrochure van de boerderij is vermeld dat de waterpartij 9.508 m2 omvat. De waterpartij behoort sinds een wettelijke ruilverkaveling in 1986 tot het perceel.
3.1.5.In de koopovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“feitelijke levering, staat van het verkochte
Artikel 5
(…).
5. Verkoper staat niet in voor:
a. andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik, zijnde het agrarische gebruik, nodig zijn;
b. aan koper kenbare gebreken op het moment van het sluiten van deze overeenkomst;
c. hem onbekende onzichtbare gebreken, die hij redelijkerwijs niet zou kennen. (…).
6. (…). Het verkochte is thans in gebruik voor agrarische doeleinden. (…). Koper is voornemens het verkochte te gebruiken ter uitoefening van een melkveebedrijf, zijnde het toekomstige gebruik. (…).
bepalingen bodemverontreiniging
Artikel 11
(…).
9. Het risico dat achteraf blijkt dat nog niet in de in lid 4 van dit artikel genoemde rapportage gesignaleerde verontreiniging in het verkochte aanwezig is, is geheel voor rekening van koper, tenzij koper kan aantonen dat deze verontreiniging aan verkoper bekend was en/of deze verontreiniging door doen of laten van verkoper is ontstaan. (…).”
3.1.6.Na het sluiten van de koopovereenkomst heeft er in april 2011 een verkennend bodemonderzoek en in mei 2011 een nader bodemonderzoek plaatsgevonden op het perceel. Dit onderzoek is uitgevoerd door [bodemsanering] (hierna: [bodemsanering] ). In de briefrapportage van 16 mei 2011 heeft [bodemsanering] gemeld dat geconcludeerd kan worden dat ter plaatse geen ernstig geval van bodemverontreiniging aanwezig is en dat de resultaten van het verrichte bodemonderzoek geen belemmering zijn voor de aan-/verkoop van het perceel en voor de geplande nieuwbouw. Geen van de in bijlage 1 bij de briefrapportage aangegeven boorposities is in (de nabijheid van) de waterpartij.
3.1.7.Bij brief van 23 maart 2012 is namens [appellanten c.s.] aan [de bewindvoerder pro sé en q.q.] bericht dat [appellanten c.s.] op gebreken is gestuit, bestaande uit de aanwezigheid van ABC-golfplaten in en op het terrein nabij de waterpartij, gestort puin nabij en in de waterpartij en roosterbalken, ijzerwerk, puin, plastics et cetera in en bij de waterpartij. Namens [appellanten c.s.] is verder medegedeeld dat deze gebreken al aanwezig moeten zijn geweest ten tijde van het sluiten van de koop en dat [de bewindvoerder pro sé en q.q.] zijn mededelingsplicht heeft geschonden, nu hij [appellanten c.s.] hierover niet heeft geïnformeerd. [appellanten c.s.] heeft vervolgens [de bewindvoerder pro sé en q.q.] gesommeerd de gebreken te herstellen.
3.1.8.In opdracht van [appellanten c.s.] heeft [expertise en taxatie] Expertise en Taxatie B.V. (hierna: [expertise en taxatie] ) in augustus 2013 onderzoek verricht in en nabij de waterpartij. In het expertiserapport van [expertise en taxatie] van 22 januari 2014 staat onder meer vermeld dat de waterpartij met name tegen en in de rand aan de westkant over een lengte van circa 65 m is vervuild met een verscheidenheid aan afval en dat daarnaast vervuiling tegen en in de rand aan de zuidkant en op de grondpartij is geconstateerd. Blijkens het rapport heeft [expertise en taxatie] op de grondpartij deels onder de grond verborgen restanten golfplaten, door haar als asbestverdacht betiteld, aangetroffen. In de waterpartij heeft [expertise en taxatie] de aanwezigheid vastgesteld van de volgende zaken/materialen:
- een autoband;
- diverse plantenbakken en bloempotten;
- metalen gaaswerk;
- delen van betonnen opsluitbanden;
- diverse hard geworden cementzakken (plastic folie) van circa 25 kg per stuk;
- twee bovenkanten van pilasters met de teksten "HOEVE " en " [naam hoeve] "; -diverse delen metselwerk;
- een metalen kokerprofiel met een aangelaste hoekstrip;
- een metalen strip met duimen ten behoeve van hekophanging inclusief muurbevestigers;
- een multiplex strook;
- een boomstronk;
- een hoeveelheid betonpuin;
- een kunststof emmer met metalen hengsel, gevuld met onder meer keramische tegels;
- betontegels,
- een restant golfplaat, door [expertise en taxatie] als asbestverdacht betiteld;
- een stuk gebakken dakpan;
- diverse leisteen tegels;
- diverse delen betonnen stalroosters;
- een metalen rol;
- de restanten van een betonnen stalraam;
- een steenachtig aanrechtblad;
- een betonblok met ingestorte metalen strippen;
- een metalen voorwerp in de vorm van een metalen bak;
- aan de zuidkant een niet nader definieerbaar hoekig voorwerp;
- een natuursteen blok.
Op het weiland gelegen tegen de oostelijke waterkant van de waterpartij heeft [expertise en taxatie] de aanwezigheid van diverse restanten metselwerk vastgesteld.
3.1.9.In opdracht van [appellanten c.s.] heeft [expertise en taxatie] op 29 mei 2017 een nader onderzoek verricht in en nabij de waterpartij. In het aanvullend expertiserapport van [expertise en taxatie] van 3 juli 2017 staat onder meer vermeld dat bij dat onderzoek bij het graven de volgende materialen zijn aangetroffen:
-
positie A: betonnen, deels vermetselde straatstenen, paarskleurige leistenen, rode gebakken keramische tegels, restanten metselwerk met betonnen blokken;
-
positie B: stukjes golfplaat (door [expertise en taxatie] aangemerkt als asbestverdacht), een betonnen trapeziumvormige ligger, een betonnen schuttingpaal, stukjes rode dakpannen, een betonnen fiets standaard, een autoband, stukken betonvloer;
-
positie C: een betonnen ongewapende rand;
-
positie D: een autoband, betonnen trapeziumvormige liggers, een betonnen mestroostertegel, een betonnen paaltje met inscriptie "NS";
.
-
positie E: een aanrechtblad;
-
positie F: metselwerkbrokken, metalen palen met betonnen funderingsvoeten;
-
positie G: enige mate van puin (volgens [expertise en taxatie] wat betreft de hoeveelheid niet in verhouding in vergelijk met posities A tot en met F);
.
-posities H, I, J, Kgeen vervuiling vastgesteld;
-
positie L: restanten plastic kunstmestzakken van de leverancier “ [leverancier] ”, een witgekleurd zeil, op circa 20 cm diepte diverse stukken golfplaten (door [expertise en taxatie] aangemerkt als asbestverdacht).
[expertise en taxatie] heeft voorts vastgesteld dat het gevonden afval zich concentreert aan de woningzijde en dat aan de spoorzijde en aan de zijde van het pad aan de achterzijde van het perceel geen afval is gevonden in de waterpartij dan wel oever.
Op onderstaande luchtfoto staan de waterpartij en bovengenoemde posities weergegeven (de eerste foto in bijlage A bij het aanvullend rapport).