ECLI:NL:GHSHE:2019:1725
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en partneralimentatie: beëindiging van de onderhoudsplicht
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de partneralimentatie tussen twee ex-echtgenoten. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om te verklaren dat zijn alimentatieverplichting is geëindigd omdat de vrouw samenwoont met een ander. De vrouw, die in incidenteel hoger beroep is gekomen, heeft de verzoeken van de man betwist en verzocht om veroordeling van de man in de proceskosten.
De man heeft in zijn hoger beroep onder andere aangevoerd dat de vrouw samenwoont met een ander in de zin van artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek, en dat dit leidt tot het eindigen van zijn alimentatieverplichting. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een duurzame affectieve relatie heeft met de heer [betrokkene], maar dat niet is komen vast te staan dat zij samenleven in de zin van de wet. Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat aan alle criteria van artikel 1:160 BW is voldaan.
Daarnaast heeft de man gesteld dat de vrouw zich grievend heeft gedragen, wat ook zou moeten leiden tot het beëindigen van zijn alimentatieverplichting. Het hof heeft echter geoordeeld dat het gedrag van de vrouw niet zodanig grievend is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de man nog langer een bijdrage in het levensonderhoud te verlangen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 maart 2018 bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De verzoeken van de man zijn afgewezen, en de vrouw is in haar incidenteel hoger beroep ook niet-ontvankelijk verklaard.