6.1.In dit hoger beroep kan in beide gevoegde zaken worden uitgegaan van de volgende feiten.
[geïntimeerde] , geboren op [geboortedatum] 1961, is sedert 13 november 2006 in dienst van [appellante in 200.216.475_01] op basis van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 7:690 BW. In de uitzendovereenkomst Fase 1 is bepaald dat de uitzendkracht krachtens de door de inlener aan de uitzendonderneming ( [appellante in 200.216.475_01] ) verstrekte opdracht arbeid zal verrichten onder toezicht en leiding van de inlener.
In opdracht van Enexis is [appellante in 200.215.362_01] in 2014 gestart met de uitvoering van het project dat (onder meer) inhield de vervanging van gas- en elektraleidingen (verder: “het project”). Dit project liep tot 31 maart 2018. Ten behoeve van dit project is [geïntimeerde] door [appellante in 200.216.475_01] ter beschikking gesteld / uitgeleend aan [appellante in 200.215.362_01] . Verder heeft [appellante in 200.215.362_01] ten behoeve van dit project bij [machineverhuur] Machineverhuur B.V. (hierna: [machineverhuur] ) een graafmachine en machinist, [graafmachinemachinist] (hierna: [graafmachinemachinist] ), ingehuurd. [graafmachinemachinist] werkte op zijn beurt voor [machineverhuur] als zzp-er in dit project.
Ten behoeve van het project is een Taak Risico Analyse (TRA) uitgevoerd (bijlage 18 van het toedrachtsrapport d.d. 6 augustus 2015 van [expertise] Expertise). Daarin wordt ingegaan op het graven van putten en sleuven en worden de volgende risico’s en gevaren genoemd: “(…)
- Inbressen van ontgravingen
Te nemen maatregel
Ontgraven grond op voldoende afstand van de ontgraving plaatsen en houd rekening met de grondbelasting
Indien noodzakelijk en bij slechte grondgesteldheid damwand, sleufschotten of stempeling toepassen
50 cm. van bestaande leiding machinaal gegraven toegestaan.”
Op 24 maart 2015 werden er op de bouwplaats aan de [adres] te [plaats] in het kader van het project werkzaamheden verricht bestaande uit het vervangen van een stalen gasleiding. Daartoe werd in het trottoir een sleuf gegraven. Op plaatsen waar de (door [graafmachinemachinist] bestuurde) graafmachine niet dicht genoeg bij de sleuf kon komen, diende een stalen gasbuis van 32 kilo handmatig verplaatst te worden naar een plek waar de buis met de graafmachine opgepakt kon worden. Daarvoor was aan de zijde waar [geïntimeerde] stond, tussen de sleuf en de voortuinen van de huizen, een ruimte van 2 of 3 stoeptegels, dus 60 tot 90 centimeter breedte. [geïntimeerde] heeft de buis samen met [graafmachinemachinist] opgepakt. Hand- en spandiensten als deze behoorden tot de gebruikelijke werkzaamheden van de kraanmachinist. Tijdens het handmatig (proberen te) verplaatsen van de stalen buis door [geïntimeerde] en [graafmachinemachinist] is [geïntimeerde] in de eerder gegraven sleuf gevallen.
[geïntimeerde] heeft na deze val nog enige tijd doorgewerkt maar later op de dag zijn werkzaamheden gestaakt en een bezoek aan het ziekenhuis gebracht. Op 30 maart 2015 is [geïntimeerde] geopereerd. Nadien volgden vier rugoperaties en 9 epidurale infiltraties.
[geïntimeerde] heeft bij brief van zijn gemachtigde op 18 juni 2015 [appellante in 200.216.475_01] als formele werkgever en [appellante in 200.215.362_01] als materiële werkgever aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade als gevolg van het ongeval. [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] hebben de aansprakelijkheid afgewezen.
Het ongeval is veel later, op 12 augustus 2016, door een derde gemeld aan de Inspectie SZW (Arbeidsinspectie). Ter zake van het ongeval is door de Inspectie SZW op 27 december 2016 een boeterapport opgemaakt tegen [appellante in 200.215.362_01] als inlenende / materiële werkgever van [geïntimeerde] . Aan dat rapport zijn verklaringen van [geïntimeerde] en [graafmachinemachinist] gehecht, waaruit blijkt dat zij verschillende lezingen geven van de gebeurtenissen direct voorafgaand aan het ongeval. De Inspectie SZW heeft in haar rapportage geconcludeerd dat [appellante in 200.215.362_01] de Arbeidsomstandighedenwet heeft geschonden. Hierover meldt de Inspectie SZW:
“(…) Waarnemingen Arbeidsinspecteur (…)
zag ik in de CROW richtlijn (…) (werken met stabiele grond)
“
Ontgravingen
Onder ontgravingen worden alle graafwerkzaamheden gerekend die worden uitgevoerd onder het maaiveld niveau, hier vallen ook alle putten en sleuven in het aardoppervlak onder…
De kans op instorten van de wanden bij het graven van putten en sleuven is voor een belangrijk deel afhankelijk van de grondsoort, wel of niet geroerd zijn en mogelijke trillingen
De kans van het instorten van de wanden wordt vergroot wanneer men de randen van deze putten of sleuven extra gaat belasten…(…)
Risicoklassen
(…)
Uitgravingen of ophogingen < 1 meter (…) risico’s laag (…) over het algemeen goed in staat om de risico’s in te schatten
Uitgravingen of ophogingen > 1 meter en < 1,75 meter (…) zijn risico’s aanwezig (…)
Te nemen maatregelen
Bepaal de risicoklassen bij een afgraving of ophoging
(…) De volgende maatregelen zullen vaak deel uitmalen van zo’n pakket:
o het maken van een talud met lage hellingshoek;
o indien van toepassing het plaatsen van stutplanken;
o zorgen dat eventuele machines/werktuigen op voldoende afstand van de rand van de put of sleuf staan; (…)
o paden aanwijzen en markeren ten behoeve van het verkeer over de locatie (stort etc.), ook voor voetgangers;
o markeren van putten en sleuven (…)
o bij duisternis zorgen voor voldoende verlichting
o wanneer de insteek van een talud zich bevindt in of bij een wegverharding moeten maatregelen zijn genomen tegen het gevaar dat gedeelten van het wegdek in de put of sleuf kunnen vallen. In verband hiermede moet een bestrating van klinkers, keien, tegels, enz. over een afstand van ten minste 50 cm van de rand van de put of sleuf verwijderd zijn, tenzij een gesloten wandvoorziening is toegepast die ten minste 5 cm boven de bovenkant van het wegdek uitsteekt” (…)
Vervolgens zag ik in de publicatie 2.06 Grondwerk, putten en sleuven van Aboma Keboma.
“Putten en sleuven worden gegraven voor onder andere het leggen van leidingen… De grootste risico’s zijn het inkalven van het talud en het bezwijken van grondkerende constructies. Welke maatregelen moeten worden genomen is afhankelijk van de te benutten ruimte, de samenstelling van de grond en het grondwaterpeil … (…) Indien de diepte van een put of sleuf meer bedraagt dan 1 meter, moeten er stempelingen, bekistingen of damwanden worden toegepast, of moet onder een veilig talud worden ontgraven.
Zand of leem vast, ongeroerd talud niet steiler dan 3:1 (…)”
Op vrijdag 23 december 2016 ontving een email van de heer [getuige] . Ik zag dat de heer [getuige] de verklaring d.d. 13 december had aangevuld en bijlagen toegevoegd.
(…)
Bijlage 12 Toolboxmeeting vallen en struikelen.
Ik zag dat slachtoffer [geïntimeerde] aanwezig was geweest bij toolbox vallen en struikelen op 7 september 2011. Ik zag dat in de toolbox het volgende staan: “Toolbox naar aanleiding van ongeval: Tijdens werkzaamheden is een van onze collega’s in de sleuf gesprongen en heeft hierbij zijn knie bezeerd aan het straatpotje van de waterleiding…
Putten en sleuven
Bij het werken in of bij putten, sleuven en rioleringen is het zaak zich aan de volgende richtlijnen te houden:
- Let op de dichtheid van de grondsoort;
- Werk altijd met een veilig talud;
- Breng waar nodig stempelingen aan voor de stabiliteit en controleer de stabiliteit regelmatig;
- Wees attent op kabels en leidingen, graaf waar nodig proefsleuven;
- Houd graafmachines en transportmiddelen op een afstand van de sleuf;
- Houd naast de sleuf een strook van minimaal 0,5 meter vrij;
- Breng in een sleuf of put loopplanken en ladders aan (minimaal twee, zodanig neerzetten dat er bij instorting altijd een beschikbaar is). Spring niet in of over de sleuf; (…)
Samenvattend:
Slachtoffer [geïntimeerde] was werkzaamheden aan het verrichten op een betonnen stoep in de nabijheid van een sleuf.
Hierdoor bestond er op de arbeidsplaats valgevaar.
In de stoep was een sleuf gegraven van ongeveer 40 centimeter breed en minimaal 80 centimeter diep.
o De wanden van deze sleuf waren te lood gegraven.
o De sleuf was gegraven in grond, waarvan de bovenste laag bestond uit zand.
Iedere grondsoort heeft afhankelijk van cohesie en hoek van inwendige wrijving een natuurlijk talud, waarbij de grondsoort niet gaat schuiven. Bij zand is dit 45 graden. Als het talud steiler is bestaat het gevaar dat zand gaat schuiven.
Het talud van de sleuf was 90 graden.
Aldus bestond het gevaar dat het zand (bij belasting) ging schuiven en de rand van de sleuf niet mandragend was.
Hierdoor bestond er op de arbeidsplaats gevaar voor inkalven van de te lood gegraven wand van de sleuf met als gevolg een verhoogd risico op valgevaar.
De sleuf was 40 centimeter breed.
Het omringende werkveld van de sleuf bestond uit betonnen stoeptegels
Hierdoor waren er risicohogende omstandigheden, vergelijkbaar met een sparing (…)
(…) De gevolgen van een val door een sparing kunnen daardoor bijzonder ernstig zijn.”
Hierdoor bestond er op de arbeidsplaats gevaar voor ernstig letsel.
Slachtoffer [geïntimeerde] tilde op het moment van het ongeval samen met getuige [graafmachinemachinist] een stuk gasleiding op met een gewicht van minimaal 32 kilogram.
o Slachtoffer [geïntimeerde] bevond zich hierdoor in een ongunstige houding.
o Slachtoffer [geïntimeerde] kon zich hierdoor bij een val niet opvangen met zijn handen.
(…)
De werkgever had op de arbeidsplaats ter voorkoming van valgevaar voor werknemers de maatregel genomen bestaande uit:
“ De instructie aan werknemers rekening houden met de grondbelasting en zich niet te dicht aan de rand van de sleuf te begeven.”
De werkgever had op de arbeidsplaats geen aanvullende maatregelen genomen zoals:
het graven van de sleuf onder een hellingshoek, ter voorkoming van inkalven van het talud
het dichtleggen van de sleuf ter voorkoming van valgevaar
het verwijderen van bestrating aan de rand van de sleuf, ter voorkoming van ernstig letsel bij een val
Tijdens het verrichten van arbeid, bestaande uit het met de hand verplaatsen van een stuk gasleiding langs een te lood wand van een sleuf, waren er geen doeltreffende maatregelen genomen om het gevaar om in de sleuf te vallen met als gevolg ernstig letsel, zoveel mogelijk te voorkomen.
Aldus was de arbeidsplaats niet zodanig uitgerust dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk was voorkomen. Dit is een overtreding van artikel 16, 10e lid van de Arbeidsomstandighedenwet juncto artikel 3.2 1e lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit, zijnde een overtreding waar een bestuurlijke boete voor kan worden opgelegd volgens artikel 9.9b, eerste lid, onder c van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
De werkgever heeft voor werknemers die vanwege hun werkzaamheden zich aan de rand van de sleuf moeten begeven en daarbij het gevaar lopen op ernstig letsel ten gevolge van een val in een sleuf gelegen in een omringend vloerveld van stoeptegels (sparing) geen veilige werkwijze toegepast.(…)”
6.2.1.In de onderhavige procedures heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg na wijziging van eis gevorderd dat:
- voor recht wordt verklaard dat [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] op grond van artikel 7:658 BW althans 7:611 BW jegens hem aansprakelijk zijn voor de schade die hij als gevolg van het bedrijfsongeval van 24 maart 2015 heeft geleden en zal lijden;
- [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] hoofdelijk veroordeeld worden tot betaling van primair € 214.475,84 en subsidiair € 61.301,50 aan materiële schade en € 40.000,00 aan immateriële schade althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- in het geval [appellante in 200.216.475_01] en/of [appellante in 200.215.362_01] veroordeeld worden om aan [geïntimeerde] een schadevergoeding van € 12.218,50 of hoger te betalen althans in het geval de Raad voor Rechtsbijstand de aan [geïntimeerde] verleende toevoeging intrekt: [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] hoofdelijk veroordeeld worden tot betaling van de door [geïntimeerde] gemaakte advocaatkosten, tot en met 4 februari 2016 begroot op € 15.903,70, vermeerderd met de kosten vanaf 5 februari 2016 tot de dag van het eindvonnis, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- in het geval [appellante in 200.216.475_01] en/of [appellante in 200.215.362_01] niet veroordeeld worden om aan [geïntimeerde] een schadevergoeding van € 12.218,50 of hoger te betalen althans geen integrale advocaatkostenvergoeding aan [geïntimeerde] wordt toegekend: [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] hoofdelijk veroordeeld worden tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van primair € 3.442,51 en subsidiair € 1.675,68, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] hoofdelijk veroordeeld worden tot betaling van de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] op de voet van artikel 7:658 BW wegens schending van hun zorgplicht aansprakelijk zijn voor de door [geïntimeerde] in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Subsidiair stelt [geïntimeerde] dat [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] in strijd met het goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW hebben gehandeld door geen behoorlijke (ongevallen)verzekering af te sluiten.
6.2.3.[appellante in 200.215.362_01] en [appellante in 200.216.475_01] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In het vonnis van 1 februari 2017 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat [appellante in 200.216.475_01] en [appellante in 200.215.362_01] jegens [geïntimeerde] op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk zijn voor de schade die [geïntimeerde] als gevolg van het bedrijfsongeval van 24 maart 2015 heeft geleden en zal lijden. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol van 1 maart 2017 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het voort procederen. Zowel [appellante in 200.216.475_01] als [appellante in 200.215.362_01] heeft bij akte aangegeven hoger beroep te zullen aantekenen tegen het gedeeltelijk eindvonnis.