In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 april 2019 uitspraak gedaan over een verzoekschrift tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in 2018 was overgeplaatst van een penitentiaire inrichting naar een zorginstelling. Deze overplaatsing was gebaseerd op een selectieadvies en had als doel een detentievervangende behandeling te ondergaan. Echter, na rapporten in de zaak rondom Michael P. is de verdachte in maart 2019 door de directeur van de penitentiaire inrichting teruggeplaatst naar de penitentiaire inrichting. Dit leidde tot een verzoek om schorsing van de beslissing van de directeur, ingediend bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.
De voorzitter van de Raad heeft het verzoek toegewezen en de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur geschorst. Het hof overwoog dat de terugplaatsing onredelijk en onbillijk was, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte in de zorginstelling verbleef en het feit dat er geen verhoogd recidive risico was vastgesteld. De advocaat-generaal stelde dat de directeur bevoegd was om de verdachte opnieuw over te plaatsen, maar het hof oordeelde dat de schorsing van de voorlopige hechtenis moest worden toegewezen, onder voorwaarden die de verdachte verplichtten zich aan de aanwijzingen van de reclassering te houden.
Het hof heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst, met de voorwaarde dat hij zich zal onthouden van strafbare feiten en gehoor zal geven aan oproepingen van politie en justitie. De overplaatsing naar de zorginstelling diende uiterlijk binnen drie werkdagen na de beschikking te geschieden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in het kader van voorlopige hechtenis en de rol van de reclassering in het toezicht op de verdachte.