Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. Onderdonck;
- [verweerder] , bijgestaan door mr. Bravenboer.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.J.M. Onderdonck, heeft het hof verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. Dit verzoek is gedaan in het kader van een eerder vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin verzoeker werd veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en achterstallige huur aan verweerder, die in België woont en wordt bijgestaan door advocaat mr. H.A. Bravenboer.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker belang heeft bij het horen van getuigen om onjuistheden in eerdere verklaringen te verifiëren. Verweerder heeft echter betoogd dat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van artikel 187 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het verzoek niet voldoende is onderbouwd en er geen duidelijk belang is aangetoond. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker zijn standpunt herhaald, maar verweerder heeft volhard in zijn verweer dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde en dat er geen voldoende belang is.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat hij recht en belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Het hof heeft het verzoek afgewezen op grond van de zwaarwichtig geoordeelde bezwaren en heeft verzoeker veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten zijn vastgesteld op € 318,00 aan griffierecht en € 2.148,00 aan salaris advocaat, en de proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.