3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, door de kantonrechter vastgestelde en in hoger beroep niet betwiste feiten.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1986, is op 4 januari 2016 bij [werkgever] in dienst getreden in de functie van medewerker magazijn distributiecentrum tegen een maandsalaris van
€ 1.679,60 bruto exclusief vakantietoeslag.
In de brief van [werkgever] van 14 december 2016, welke brief door [werknemer] is ondertekend, is aan [werknemer] een officiële waarschuwing gegeven. [werkgever] schrijft in de brief:
“ We hebben moeten constateren dat u 14 december 2016 wederom te laat op de werkvloer bent verschenen. Tevens hebben we bewijs dat u tijdens werktijd regelmatig op facebook reageert/met uw telefoon speelt. In eerdere (functionerings)gesprekken hebben wij reeds aangegeven dat uw te laat komen en met de telefoon spelen tijdens werktijd niet acceptabel is. Wij hebben u meerdere malen dringend verzocht uw gedrag aan te passen. (…)
Wij verzoeken u nogmaals dringend om voortaan op tijd op de werkvloer aanwezig te zijn en uw telefoon op het kantoor in de kluis achter te laten zoals in de nieuwe huisregels omschreven staat. (…) Wanneer blijkt dat deze maatregel onvoldoende effect heeft, zijn we genoodzaakt tot zwaardere sancties. (…)”
In de brief van [werkgever] van 14 augustus 2017, welke brief mede door [werknemer] is ondertekend, staat, voor zover hier van belang:
“(..) Aanvullend op het gesprek met uw leidinggevende 14-08-2017 ontvangt u zoals besproken deze brief als officiële waarschuwing.
Heb de volgende zijn klachten met betrekking tot zendingen verzameld van de afgelopen week. (…)
Heb u ook meerdere malen betrapt tijdens het stiekem verstopt achter de bosjes roken onder werktijd (…)
Tevens blijkt dat u na voorgaande waarschuwing wederom herhaaldelijk te laat op de werkvloer verschijnt.
In eerdere (functionerings)gesprekken hebben wij reeds aangegeven dat het vele fouten maken, te laat aankomen op werk en roken tijdens werktijd onacceptabel is.
Wij hebben u meerdere malen dringend verzocht uw gedrag aan te passen / eter op te letten. Helaas zoals blijkt zonder effect.
Derhalve zijn wij genoodzaakt om stappen te ondernemen en u deze tweede officiële waarschuwing te sturen.
Wij hopen ten zeerste dat u het ditmaal serieus neem en laat blijken dat ontslag niet nodig zal zijn. (…)”
In de brief van [werkgever] van 6 september 2017, welke brief door [werknemer] mede is ondertekend, staat, voor zover hier van belang:
“(…) Aanvullend op het gesprek met uw leidinggevende 06-09-2017 ontvangt u zoals besproken deze brief als officiële waarschuwing.
Na ik al aangegeven had dat er een officiële waarschuwing zou komen op papier blijkt dat u alsnog stiekem gaat roken en te laat op de werkvloer bent verschenen. (…)
En als laatst, hoort uw telefoon in het kluisje te liggen maar heeft er zover ik weet nog nooit in gelegen.
Bij deze NOGMAALS de huisregels die vandaag ondertekend moeten worden (…)
Derhalve zijn wij genoodzaakt om stappen te ondernemen en u bij deze de inmiddels derde officiële waarschuwing te sturen.
Wij hopen ten zeerste dat u het ditmaal serieus neemt en laat blijken dat ontslag niet nodig zal zijn. (…)”
In het huishoudelijk reglement van [werkgever] , dat op 6 september 2017 door beide partijen is ondertekend, staat, voor zover hier van belang:
“(…)Artikel 4 Aanwezigheid en te laat komen
Om op tijd te starten, is iedereen vijf minuten voor aanvang van de werktijd aanwezig. Als je niet tijdig op het werk aanwezig kunt zijn, meld je dit aan de bedrijfsleiding. (…)
Artikel 12 Telefoongebruik (…)
Mobiele telefoons voor privégebruik berg je tijdens werktijd op in de locker. Privégesprekken kun je in de pauze voeren met gebruik van je eigen mobiele telefoon(…)
Op 15 februari 2018 is [werknemer] door [werkgever] op staande voet ontslagen. In de brief van [werkgever] van die datum aan [werknemer] staat, voor zover hier van belang:
“ (…) Aanvullend op het gesprek ontvangt u deze brief met daarin uw ontslag.
Helaas na 4 officiële waarschuwingen blijf je zeer regelmatig te laat komen, heb je de telefoon op de werkvloer, ga je nog stiekem roken, weiger je gewoon opdrachten uit te voeren en ga je kletsen als het hoognodige werk af is. (…)
Helaas blijft ons na zoveel waarschuwingen niets ander dan ontslag. (…)”
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [werknemer] , in eerste aanleg en na wijziging van zijn verzoeken, de kantonrechter verzocht om:
- voor recht te verklaren dat aan de opzegging geen dringende reden ten grondslag is gelegd,
- [werkgever] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente,
- [werkgever] te veroordelen tot betaling van de vakantietoeslag en de vergoeding voor de opgebouwde en niet genoten vakantiedagen over de periode tot 15 februari 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente,
- [werkgever] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 7.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente,
- [werkgever] te veroordelen tot het verstrekken van bruto-netto specificaties, waarin de betalingen van hetgeen hiervoor is verzocht, zijn verwerkt en
- [werkgever] te veroordelen in de proceskosten met nakosten en wettelijke rente.
3.2.2.Aan deze verzoeken heeft [werknemer] , kort samengevat, ten grondslag gelegd, dat het hem gegeven ontslag niet voldoet aan de wettelijke vereisten.
[werkgever] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, hierna aan de orde komen.
3.2.3.[werkgever] heeft voorts een tegenverzoek ingediend, inhoudende:
- een verklaring voor recht dat het ontslag rechtsgeldig gegeven is,
- een veroordeling van [werknemer] tot betaling van een vergoeding nu [werknemer] hem een dringende reden tot opzegging heeft gegeven.
[werknemer] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, hierna aan de orde komen.
3.2.4.In de beschikking van 9 april 2018 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [werkgever] een dringende reden had om [werknemer] op staande voet te ontslaan. De verzoeken van [werknemer] die gegrond zijn op het ontbreken van een dringende reden, zijn afgewezen. [werkgever] is wel veroordeeld om aan [werknemer] de vakantietoeslag, berekend tot einde dienstverband te betalen en de vergoeding voor de niet genoten vakantiedagen tot einde dienstverband, te vermeerderen met wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente. Tevens heeft de kantonrechter [werkgever] veroordeeld om de verzochte specificaties te verstrekken op straffe van een dwangsom.
De kantonrechter heeft de tegenverzoeken afgewezen. Bij de verzochte verklaring voor recht heeft [werkgever] geen belang, gegeven de oordelen over de verzoeken van [werknemer] ; de verzochte gefixeerde schadevergoeding is afgewezen nu de daarvoor vereiste opzet of schuld gesteld noch gebleken is. De kantonrechter heeft tot slot bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt.