ECLI:NL:GHSHE:2019:1249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
200.246.798_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarigen door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de ouders van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant die hen onder toezicht heeft gesteld van de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.H.H. Meulemeesters, hebben in hun beroepschrift verzocht om de beschikking te vernietigen, met als argument dat zij in staat zijn om voor de kinderen te zorgen en dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig is. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 december 2018, waarbij de ouders, de Raad en de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren. De vader was afwezig vanwege ziekte.

Het hof heeft kennisgenomen van de rapportage van de GI en de zorgen die er zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben aangegeven dat zij inmiddels een stabiele situatie hebben gecreëerd, met een vaste woonplaats en werk. Desondanks heeft het hof vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de schoolgang en de dagbesteding van de kinderen. De ouders hebben weliswaar stappen gezet, maar het hof is van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te vernietigen voor zover deze betrekking heeft op de duur van de ondertoezichtstelling, en het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling af te wijzen. De ouders zijn aangespoord om vrijwillige hulpverlening te accepteren en stappen te zetten in de ontwikkeling van hun kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 4 april 2019
Zaaknummer : 200.246.798/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/335459 / JE RK 18-922
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
en
[de vader],
verblijvende te [verblijfplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. M.H.H. Meulemeesters,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 september 2018, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking te vernietigen, subsidiair om het verzoek in ieder geval af te wijzen voor onderscheidenlijk [minderjarige 1] of [minderjarige 2] , dan wel een dusdanige beslissing te nemen in het belang van de kinderen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Meulemeesters;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
De vader was in verband met ziekte afwezig.
2.3.
Het hof heeft de nader te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de rapportage van de GI van 31 januari 2019, ingekomen bij het hof op 1 februari 2019.

3.De beoordeling

3.1.
Appelanten zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
3.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de ouders.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 10 juli 2018 tot 10 juli 2019.
3.4.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De ouders voeren in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - het volgende aan. De ouders kunnen zich niet vinden in een aantal bevindingen in het rapport van de raad. In het kader van hun beschikbaarheid merken de ouders op dat zij maar een korte periode in detentie hebben gezeten en dat de opvang van de kinderen in die periode goed geregeld was. Verder hebben de ouders inmiddels een vaste verblijfplaats en heeft de moeder inmiddels een vaste fulltime baan. De problemen met de familie [familie] zijn volledig opgelost. De ouders zijn in staat om de kinderen een veilige stabiele leefomgeving te bieden. Bovendien zijn de ouders bezig met het regelen van een school voor [minderjarige 2] . Voordat [minderjarige 2] kan worden ingeschreven moet er een IQ-test bij haar worden afgenomen om te bezien wat haar mogelijkheden zijn. [minderjarige 2] glijdt niet af en er is geen sprake van (angst voor) uithuwelijking.
Ten aanzien van de politiecontacten van [minderjarige 1] wijzen de ouders erop dat de zaak waar in het rapport van de raad de nadruk op wordt gelegd, is geseponeerd. [minderjarige 1] is ingeschreven bij een uitzendbureau. Hij heeft veel gesolliciteerd en de ouders verwachten dat hij snel werk zal hebben.
Volgens de ouders is (de reeds ingezette) vrijwillige hulpverlening toereikend om de zorgen weg te nemen. Ter zitting heeft de moeder hieraan toegevoegd dat ze hiertoe inmiddels ook op eigen kracht in staat zijn.
3.6.
De raad voert ter zitting het volgende aan. De ondertoezichtstelling van beide kinderen is noodzakelijk, ook om de situatie in kaart te krijgen. Het gaat niet zo goed als de ouders zeggen dat het gaat. Over de strafzaak van [minderjarige 1] is nog geen beslissing genomen en hij is kort na de instelling van de ondertoezichtstelling in verzekering gesteld vanwege een verdenking van diefstal door middel van braak. Bij [minderjarige 1] is ook sprake van een beperking en hij is kwetsbaar. Bij [minderjarige 2] moet een IQ-test worden afgenomen om haar capaciteiten in kaart te brengen. Er bestaan nog steeds ernstige zorgen op het gebied van schoolgang en dagbesteding. De zorgen over de opvoedomgeving zijn deels weg, omdat de moeder openheid heeft gegeven. Ook aan de wisselende verblijfplaatsen lijkt een einde te zijn gekomen. De GI heeft de ondertoezichtstelling weliswaar nog niet actief uitgevoerd, maar het kan niet zo zijn dat de ondertoezichtstelling daarom moet eindigen.
3.7.
De GI voert ter zitting het volgende aan. Het was de bedoeling om de ondertoezichtstelling voortvarend op te pakken, maar de uitvoering van de maatregel staat vanwege een gebrek aan mensen nog steeds op de wachtlijst. De gezinsvoogd heeft wel kennisgemaakt met het gezin en er is overleg geweest met het wijkteam over de schoolgang. William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering is betrokken in verband met de strafzaak van [minderjarige 1] . De GI is van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen in het nemen van stappen, met name ten aanzien van de schoolgang van [minderjarige 2] .
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.10.
De zorgen op het gebied van huisvesting, werk en inkomen zijn afgenomen. De ouders lijken een plek te hebben gevonden waar zij voor langere tijd kunnen verblijven. De moeder heeft inmiddels een fulltime vaste baan met bijbehorend inkomen. De schulden zijn afgelost. De ouders hebben stappen gezet ten aanzien van het regelen van praktische zaken.
Dit betekent echter niet dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen geheel of gedeeltelijk is weggenomen. Er zijn nog steeds ernstige zorgen over de schoolgang en de dagbesteding van de kinderen. Beide kinderen gaan al geruime tijd niet naar school. Voor [minderjarige 2] is nog niet duidelijk wat voor soort onderwijs passend is en daarin worden tot op heden onvoldoende concrete stappen gezet. [minderjarige 1] heeft een beperking, komt herhaaldelijk in aanraking met de politie en heeft nog geen werk gevonden. De kinderen hebben begeleiding en ondersteuning nodig op dit punt.
3.11.
Echter ter zitting van het hof op 18 december 2018, is gebleken dat de ondertoezichtstelling tot dan toe niet actief werd uitgevoerd en dat er nog geen plan van aanpak was gemaakt. Op 1 februari 2019 heeft de GI, op verzoek van het hof, het plan van aanpak d.d. 31 januari 2019 aan het hof doen toekomen. Uit het op 1 februari 2019 door de GI overgelegde plan van aanpak blijkt niet dat er inmiddels wel actief uitvoering wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling of dat er concrete plannen zijn gemaakt om de gestelde doelen te behalen.
Het hof stelt vast dat de beschikking ondertoezichtstelling dateert van 10 juli 2018. Nu bijna 7 maanden later is gebleken dat de ondertoezichtstelling nog steeds niet actief wordt uitgevoerd, de GI nauwelijks iets heeft gedaan en geen actueel beeld kan geven van de kinderen en geen concreet en gemotiveerd plan heeft om nog uitvoering te kunnen geven aan het doel van deze ondertoezichtstelling is het hof van oordeel dat op dit moment niets meer te verwachten valt van deze ondertoezichtstelling, zodat het verzoek alsnog met ingang van heden wordt afgewezen.
3.12.
De ouders hebben aangegeven dat zij zelf in staat zijn de kinderen begeleiding en ondersteuning te geven en dat zij vrijwillige ondersteuning in dit kader accepteren.
Het hof verwacht dat de ouders alles in het werk zullen stellen om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen af te wenden. Zij dienen alle hulpverlening te (blijven) accepteren en de adviezen in dit kader op te volgen. Het is noodzakelijk dat er binnen afzienbare tijd stappen worden gezet op het gebied van schoolgang en de dagbesteding van de kinderen.
3.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking deels zal worden vernietigd en
en het inleidende verzoek van de raad alsnog dient te worden afgewezen met ingang van heden.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2018 voor zover die betrekking heeft op de duur van de ondertoezichtstelling vanaf heden;
en opnieuw recht doende:
wijst alsnog af het inleidend verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling, voor zover dat betreft de periode van ondertoezichtstelling vanaf heden;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2018 voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.A.R.M. van Leuven en A.J. van de Rakt en is op 4 april 2019 in het openbaar uitgesproken door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier