ECLI:NL:GHSHE:2018:956

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
20-002118-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens te late indiening van de appelschriftuur

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De officier van justitie was niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep omdat de appelschriftuur 3,5 maanden te laat was ingediend. De verdachte, een coffeeshophoudster uit Maastricht, werd verweten ongeveer 1 gram hasjiesj te hebben verkocht aan een niet-ingezetene van Nederland. Het hof overwoog dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van de appelschriftuur aanzienlijk was en dat het belang van sanctionering van het verzuim zwaarder woog dan het belang van het appel. De advocaat-generaal had betoogd dat het openbaar ministerie in het hoger beroep moest worden ontvangen, maar het hof oordeelde anders. De raadsman van de verdachte wees op de geringe aard van het strafbare feit en de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof verklaarde het hoger beroep van de officier van justitie niet-ontvankelijk, zonder de zaak inhoudelijk te onderzoeken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002118-15
Uitspraak : 8 maart 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 19 juni 2015 in de strafzaak met parketnummer 03-866456-14 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van het onder 2 ten laste gelegde, vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en ter zake van het onder 3 ten laste gelegde (handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie) veroordeeld tot een geldboete van € 290,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter het in beslag genomen busje cs-gas onttrokken aan het verkeer verklaard.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft allereerst kennis genomen van de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het van belang is dat het openbaar ministerie zal worden ontvangen in het hoger beroep.
Namens de verdachte is bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De officier van justitie heeft op 3 juli 2015 hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. De appelschriftuur is ingediend op 28 oktober 2015. De officier van justitie heeft dus niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, ingediend.
Artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat indien van de zijde van het openbaar ministerie geen schriftuur houdende grieven als bedoeld in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is ingediend, het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk kan worden verklaard. In zijn arrest van 2 februari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK0910) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat deze bepaling mede van toepassing is op een geval als het onderhavige, waarin de schriftuur niet tijdig is ingediend. De rechter dient dan een belangenafweging te maken, waarbij moet worden bezien of het belang van het appel zwaarder dient te wegen dan het belang dat is gemoeid met het verbinden van niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep aan het verzuim van het openbaar ministerie om tijdig een appelschriftuur in te dienen.
De officier van justitie heeft in het onderhavige geval in een voetnoot onder de appelschriftuur vermeld dat - samengevat - de te late indiening het gevolg is van overstelpende en aanhoudende hoge werkdruk bij het openbaar ministerie in combinatie met de uitval dan wel het vertrek van collega’s en daarmee gepaard gaande overnames van zeer veel zittingsverplichtingen, alsmede de aard en omvang van de grieven tegen het beroepen vonnis. De advocaat-generaal heeft daar ter terechtzitting in hoger beroep aan toegevoegd dat de behandeling in hoger beroep van belang is voor de dagelijkse praktijk van het gedoogbeleid inzake softdrugs en dat de belangen van de verdediging door de te late indiening van de schriftuur niet zijn geschonden, nu er voldoende gelegenheid is geweest om kennis te nemen van de grieven van het openbaar ministerie en sprake is van voldoende voorbereidingstijd. Op de vraag van het hof waarom het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen na het instellen van het appel in ieder geval een voorlopige schriftuur heeft ingediend, kon van de kant van het openbaar ministerie geen antwoord worden gegeven.
De raadsman heeft betoogd dat het belang van sanctionering van de termijnoverschrijding in het onderhavige geval zwaarder weegt dan het belang van het appel. Hij heeft er in dat kader op gewezen dat het in deze strafzaak gaat om een gering strafbaar feit, te weten de verkoop van 1 gram hasjiesj, welk feit normaliter wordt gedoogd. Voorts heeft hij aandacht gevraagd voor de totale leeftijd van de onderhavige strafzaak en erop gewezen dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof overweegt als volgt.
De appelschriftuur is 3,5 maanden te laat ingediend. Naar het oordeel van het hof is dit een aanzienlijke overschrijding. Dit geldt temeer nu het openbaar ministerie een professionele organisatie is. Hetgeen van de zijde van het openbaar ministerie omtrent het belang van het appel is aangevoerd in relatie tot de aard en omvang van het dossier en het gewicht van de strafzaak is in casu niet zodanig dat het behoort te prevaleren boven het belang van sanctionering van het verzuim. Om die reden zal het hof het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. R.A.T.M. Dekkers en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 8 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.A.T.M. Dekkers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.