Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
9.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 29 december 2015;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 maart 2016;
- het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 30 juni 2016;
- de memorie na enquête van Stone Art met producties 17 en 18;
- de antwoordmemorie na enquête van [beleggingen] met producties 11 t/m 14.
10.De verdere beoordeling
f450.000,- was verkocht aan TCT;
f16.000,- waard was en;
f20.000,- waard waren in de periode van 11 maart 1999 tot 13 maart 1999.
. (…) Ik kan niets verklaren over de staat van de mallen op het moment van beslaglegging. Volgens mij stonden die er en er was weinig mee gebeurd. Ik ben op 11 maart 1999 om 16.00 uur van het terrein van Stone Art vertrokken (…). Ik kan mij niets herinneren over hoe het verder is gelopen met de productie-unit. Ik ben bij Stone Art niet meer terug binnen geweest (…). Ik weet dus niets te zeggen over de latere staat van de beslagen goederen.’
geweest in zijn productiebedrijf en heb toen de productiestraat bij Stone Art gezien.
. Later heb ik monteurs gestuurd voor de demontage en het ophalen van spullen. Er is toen een rollerbaan meegegaan. (…) Deze baan hoorde wel bij de productie-unit (…). Mijn monteurs kwamen onverrichter zake weer terug. Ik weet niet in hoeverre zij de productie-unit hadden gedemonteerd. Ik was voorafgaand aan dit bezoek van mijn monteurs 1 keer bij Stone Art geweest. (…) Ik ben niet met de monteurs mee geweest naar Stone Art. Nadat zij waren weggestuurd bij Stone Art ben ik een tweede keer bij Stone Art op bezoek geweest. Toen was een hele hoop gedemonteerd. Dit tweede bezoek was een aantal weken of een aantal maanden later nadat mijn monteurs bij Stone Art waren geweest. Ik weet dat nu niet meer. Ik was ten tijde van het bezoek van mijn monteurs bij Stone Art in Italië en werd daar door een van hen gebeld. (…) Bij mijn tweede bezoek aan Stone Art waar ik net over sprak trof ik een grote berg mallen aan en matrijzen die uit elkaar waren. (…)
Mijn monteurs hebben niets gezegd over de staat van de productie-unit ten tijde van de dag waarop zij deze gingen demonteren. (…) Ik weet niet hoe ver de monteurs zijn gekomen met de demontage. (…) De monteurs hebben niet tegen mij gesproken over de staat van de productie-unit op de dag dat zij werden weggestuurd.’
f434.000,-
f500.000,- minus
f50.000,- en
f16.000,- =) niet toewijsbaar. De tweede grief faalt.
f20.000,- waard waren in de periode van 11 tot 13 maart 1999. Het hof is het daarmee eens. Getuige [getuige 3] heeft niets verklaard over de waarde van de zwenkwagens. Voorts blijkt uit de getuigenverklaring van [getuige 1] dat hij niet weet hoeveel de zwenkwagens waard waren. Hij heeft verder verklaard dat de zwenkwagens ‘niet goedkoop’ waren en op 11 maart 1999 in goede staat verkeerden. Deze verklaring is echter onvoldoende concreet om te kunnen bijdragen aan het bewijs. Ook de verklaring van getuige [getuige 2] dat zwenkwagens ‘dure wagens’ zijn, is onvoldoende concreet. [getuige 2] heeft verder verklaard dat hij zelf eens een klein zwenkwagentje heeft laten maken voor
f1.200,-. Dit zegt op zichzelf echter nog niets over de vraag hoeveel de betreffende zwenkwagens die Stone Art in haar bezit had, waard waren in de periode van 11 tot 13 maart 1999.
f20.000,- voor de zwenkwagens, evenmin toewijsbaar. Dat betekent dat de zesde grief ook voor het overige faalt.
f3.797,62 ter zake verdwenen witgoed deels niet toewijsbaar is. Voor het overige, te weten voor zover deze post betrekking heeft op de verdwenen magnetron, koelkast en vaatwasser, heeft het hof Stone Art in de gelegenheid gesteld om te zijner tijd bij memorie na enquête haar schade op dit punt nader te onderbouwen (zie overweging 7.14.3). Stone Art heeft echter geen gebruik gemaakt van deze door het hof geboden gelegenheid. Nu Stone Art haar schade op dit punt niet nader heeft onderbouwd, is voormelde schadepost evenmin toewijsbaar voor zover deze ziet op de magnetron, koelkast en vaatwasser.
f3.797,62 niet toewijsbaar is, faalt de derde grief.
f120.000,- voor de beursstand voor toewijzing in aanmerking komt.
f434.000,- (zie 10.8.10 hierboven)
f20.000,- (zie 10.9.6 hierboven)
f22.500,- (zie 7.12.5 tussenarrest)
f59.420,50 (zie 7.13.3 tussenarrest)
f3.797,62 (zie 7.14.3 tussenarrest en 10.10 hierboven)
f20.000,- en
f5.900,40 ter zake de rolwagens en de telefooncentrale in hoger beroep heeft ingetrokken (zie 7.12.3 en 7.15 tussenarrest).
f145.000,- (omgerekend € 65.798,13), gespecificeerd als volgt:
f120.000,- (zie 7.7.2 tussenarrest)
f3.780,- (zie 7.9 tussenarrest)
f21.220,- (zie 7.10.3 tussenarrest)
- de door [beleggingen] op grond van het arrest van 8 april 2008 te vergoeden schade vaststellen op € 65.798,13, en
- [beleggingen] veroordelen om € 65.798,13 aan Stone Art te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 13 maart 1999.