3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1966, is op 1 augustus 2014 bij [vakinformatie] Vakinformatie in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van accountmanager tegen een loon van € 3.500,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
3.1..2. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 12 een met een boete gesanctioneerd verbod op nevenwerkzaamheden opgenomen inhoudende:
“1. De werknemer onthoudt zich van verrichten van werkzaamheden voor derden gelijk aan of vergelijkbaar met de voor de werkgever te verrichten werkzaamheden, van het doen van zaken voor eigen rekening gelijk aan of vergelijkbaar met de zaken van de werkgever, alsmede van elke directe of indirecte betrokkenheid of financiële interesse bij dergelijke werkzaamheden of zaken, een en ander behoudens de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de werkgever.
2. (..)”
3.1.3.[verweerder] heeft zich op of omstreeks 23 september 2015 ziek gemeld.
3.1.4.Bij brief van 30 juni 2016 is [verweerder] op non-actief gesteld. De reden hiervoor was erin gelegen dat [verweerder] werd verdacht van het verrichten van werkzaamheden bij een directe concurrent van [vakinformatie] Vakinformatie terwijl [verweerder] arbeidsongeschikt was. [verweerder] heeft de beschuldigingen van meet af aan weersproken.
3.1.5.Na onderzoek te hebben verricht, heeft [vakinformatie] Vakinformatie de conclusie getrokken dat de verdenkingen jegens [verweerder] niet konden worden gestaafd met bewijs.
3.1.6.Partijen hebben nadien de re-integratie voortgezet. Door de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige is geadviseerd om re-integratie te laten plaatsvinden in spoor 2, waarna een re-integratiebureau is ingeschakeld.
3.1.7.Begin 2017 ontving [vakinformatie] Vakinformatie wederom informatie waaruit zou blijken dat [verweerder] , ondanks diens arbeidsongeschiktheid, elders werkzaamheden verrichtte. Dit vormde voor [vakinformatie] Vakinformatie aanleiding om een onderzoek te laten uitvoeren door RBZ Recherche.
3.1.8.Door RBZ Recherche zijn, zo blijkt uit de rapportage d.d. 25 april 2017, in de periode van 4 maart 2017 tot en met 21 april 2017 op zes momenten observaties verricht. De rapportage maakt er melding van dat [verweerder] gedurende observaties autobedrijven en automateriaalzaken bezoekt. Ook is een interview afgenomen met de zaakvoerder van automaterialen [zaakvoerder van automaterialen] , waaruit blijkt dat [verweerder] werkzaamheden verrichtte voor [solutions] , bestaande uit het verkopen van filtermateriaal. Daarnaast staat op de website van [solutions] dat [verweerder] aldaar vertegenwoordiger is.
3.1.9.Bij brief van 26 april 2017 is [verweerder] op staande voet ontslagen. De brief bevat de volgende passages:
“(…) In dit recente onderzoek is onomstotelijk vast komen te staan dat uw cliënt nevenwerkzaamheden heeft verricht gedurende een periode van (door hem gestelde) volledige arbeidsongeschiktheid. Het betreffen werkzaamheden ten behoeve van [solutions] gevestigd te [vestigingsplaats] – België aan het adres [adres] . Cliënte beschikt over meerdere bewijsmiddelen op grond waarvan ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat uw cliënt aldaar werkzaamheden heeft verricht. Bovendien wordt de naam van uw cliënt duidelijk vermeld op de internetsite van bovenstaand bedrijf, waarbij zijn functie wordt aangeduid als “Vertegenwoordiger”. Dit terwijl uw cliënt jegens de bedrijfsarts stelt volledig arbeidsongeschikt te zijn, alsmede er slechts eenmaal per 3 tot 4 weken kort telefonisch contact mogelijk zou zijn met het re-integratiebureau in het kader van de re-integratie 2e spoor.
Dringende reden
Thans dient cliënte dan ook te concluderen dat uw cliënt zich richting de bedrijfsarts op het standpunt stelt volledig arbeidsongeschikt te zijn, alsmede stelt dat er ook in het kader van de re-integratie 2e spoor nagenoeg geen activiteiten mogelijk zouden zijn gezien zijn broze medische gesteldheid. Doch tegelijkertijd blijkt uw cliënt elders werkzaamheden te verrichten. Het betreft in deze een volstrekt onacceptabele handelwijze hetgeen cliënte niet kan noch wil accepteren.
Immers hiermee komt vast te staan dat uw cliënt de bedrijfsarts doelbewust onjuist heeft geinformeerd, volstrekt ten onrechte de re-integratie heeft gefrustreerd, alsmede gedurende een gestelde periode van arbeidsongeschiktheid het overeengekomen verbod op nevenwerkzaamheden heeft overtreden.
Deze gedragingen tezamen, maar ook elke gedraging afzonderlijk vormen voor cliente een dringende reden om de arbeidsovereenkomst met uw cliënt middels een onverwijlde opzegging per heden te beëindigen.”
3.1.10.[verweerder] heeft met ingang van 1 april 2017 geen loon meer ontvangen.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [verweerder] in eerste aanleg -voor zover in hoger beroep nog relevant- verzocht:
Primair:
- de opzegging d.d. 26 april 2017 te vernietigen op grond van artikel 7:681 lid 1 BW;
- [de VOF] te veroordelen om aan [verweerder] met ingang van 1 april 2017 ter zake van loon een bedrag van € 3.500,-- bruto per maand te betalen tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW telkens wanneer dit loon niet tijdig, te weten op de laatste dag van de betreffende maand is voldaan;
- [de VOF] te veroordelen tot verstrekking van een schriftelijke bruto-netto specificatie, waarin het bedrag en betaling van het hiervoor gevorderde is verwerkt, zulks op straffe van een dwangsom;
Subsidiair:
- [de VOF] te veroordelen tot betaling van de verschuldigde transitievergoeding ad € 3.780,00 bruto dan wel een gedeelte van de transitievergoeding, een en ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [de VOF] te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke bruto-netto specificatie, waarin het bedrag en betaling van de verschuldigde transitievergoeding is verwerkt, zulks op straffe van een dwangsom.
Een en ander met veroordeling van [de VOF] in de proceskosten.
3.2.2.[de VOF] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en zelfstandig verzocht:
- de arbeidsovereenkomst met [verweerder] (voorwaardelijk) te ontbinden op grond van de e, g of h grond;
- [verweerder] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ad € 4.284,-- bruto te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2017 tot de dag van voldoening;
- [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.