Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/147920/ HA ZA 10-142)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven van 8 maart 2016;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep van 17 mei 2016 met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van 28 juni 2016.
3.De beoordeling
Operatiedatum: 03 04 2006
post ok last v re schouder pijn en functie beperking scapula alata re”. De huisarts verwees [appellante] naar de fysiotherapeut voor diagnostiek. Daarna is [appellante] gezien door een aan het Ziekenhuis verbonden orthopedisch chirurg die op 8 juni 2006 aan de huisarts van [appellante] (cc aan [kno-arts 1] ) schreef: “
Een EMG(hof: elektromyogram, een zenuwgeleidings- en spieronderzoek)
toont fors partieel letsel van de nervus accessorius”.
Scapula alata(hof: afstaand schouderblad)
rechts door volledige uitval van de musculus trapezius(hof: een spier bovenop de rug)
rechts als gevolg van beschadiging van de nervus accessorius (hof: een zenuw in de nek)
door een operatie (lymfeklier excisie) op 3 april 2006” (p. 5). Volgens [neuroloog] “
een bekende, maar zeldzame complicatie van de ingreep in dit gebied” (p. 9, onder 3.)
De ingreep lijkt ‘lege artis’ te zijn uitgevoerd. De nervus XI functie is direct postoperatief en bij de eerste controle bewust gecontroleerd en genoteerd. Er werden toen geen functiestoornissen geconstateerd.”
Er zijn in de werkaantekeningen geen opmerkingen gevonden dat eventuele complicaties van de lymfeklierexcisie in de achterste halsdriehoek met mevrouw [appellante] zijn besproken. (…) getuigt van een omissie van de KNO-arts (…) zonder dat direct tot de conclusie moet worden overgegaan dat het handelen tijdens het perioperatief beloop en het operatief beloop verwijtbaar is.”
“heffen arm g.b.” = geen bijzonderheden).
(…) coagulatie (…) inderdaad niet heeft plaatsgevonden. In mijn verslaglegging leg ik uitsluitend de zaken vast die worden gedaan. Handelingen die niet worden verricht worden derhalve ook niet genoemd. (…)
(…) Ik had gevoeld waar de klier zich precies bevond. Ik heb vervolgens een incisie gemaakt. Vervolgens heb ik het weefsel in de richting van de klier opzij gebracht middels een stompe schaar. Bij het opzoeken in de diepte van de klier, was ik mij bewust van het aanwezig zijn van de nervus accessorius. Ik heb deze zenuw niet gezien. Ik heb de incisie zodanig gemaakt dat ik in de lengterichting van de zenuwbaan zou zitten. Ook in diezelfde richting ben ik de diepte in gegaan. Bij het bereiken van de klier ben ik de betreffende zenuw niet tegengekomen. (…) De incisie betreft alleen de huid. Het weefsel daaronder wordt (…) stomp gespreid (dit komt erop neer dat weefsel voorzichtig wordt uiteen gescheurd). Dit stomp spreiden is gebeurd tot het moment dat ik de klier bereikte. Ik zag hem en voelde hem. Vervolgens heb ik de klier op dezelfde wijze stomp gespreid zodat die vrij kwam te liggen. Daarna kon ik de klier uitnemen. In mijn herinnering was de grootte van de klier een goeie halve centimeter. Ik weet dat niet meer zeker, ik zou dat moeten nakijken. Nadat de klier was vrijgeprepareerd, kon de klier via de gemaakte toegang eenvoudig worden weggehaald. (…)
Indien die consulten inderdaad hebben plaatsgevonden dient [appellante] uiterlijk twee weken voorafgaande aan de zitting de verslaglegging door de huisarts van die consulten te sturen aan het hof, de wederpartij en aan de deskundigen;
Het ziekenhuis dient – na toestemming daarvoor van [appellante] te hebben verkregen - in ieder geval de verslaglegging van die reconstructie uiterlijk twee weken voorafgaande aan de zitting te sturen aan het hof, de wederpartij en aan de deskundigen;
Het Ziekenhuis draagt zorg voor aanwezigheid van [kno-arts 1] tijdens de zitting.
bij voorkeur op 28 maart 2018. Voor het geval dat niet mogelijk zal blijken te zijn verzoekt het hof partijen om reeds nu de verhinderdata van partijen zelf en hun raadslieden en van dr. [kno-arts 1] (door het Ziekenhuis) op te geven voor de periode van 1 april tot 1 augustus 2018.
4.De uitspraak
en dr. [kno-arts 1]op
28 maart 2018ter zitting kunnen verschijnen én voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten
en van dr. [kno-arts 1]in de periode van 1 april tot 1 augustus 2018;
uiterlijk twee weken voor de comparitie te doen toekomen aan de wederpartij, aan het hof en aan de deskundigen;
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;