In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de nakoming van een overeenkomst en de betaling van facturen die door [geïntimeerde] aan [appellante] zijn gestuurd. De samenwerking tussen partijen, die in 2011 is beëindigd, leidde tot verschillende overeenkomsten en facturen. [geïntimeerde] vordert betaling van een bedrag van € 23.934,78, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, omdat [appellante] de facturen onbetaald heeft gelaten. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. Het hof concludeert dat [appellante] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de facturen verschuldigd zijn. De grieven van [appellante] worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellante] in de proceskosten wordt veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 13 februari 2018.