In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heer [belanghebbende] tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, die op 29 augustus 2016 de naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Eindhoven heeft gehandhaafd. De naheffingsaanslag, opgelegd op 5 september 2015, betrof een bedrag van € 2,20 aan parkeerbelasting en € 59 aan kosten. Belanghebbende stelde dat hij niet in staat was om binnen de opgelegde termijn van drie minuten te betalen, omdat de parkeerautomaat defect was en hij moest zoeken naar een andere automaat. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende om 18.16 uur probeerde te betalen en de naheffingsaanslag om 18.19 uur werd opgelegd. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet had aangetoond dat drie minuten een redelijke termijn was voor het voldoen van de parkeerbelasting. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd en verklaarde het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de Rechtbank en de naheffingsaanslag werden vernietigd, en de Heffingsambtenaar werd veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en proceskosten van belanghebbende.