Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de man, bijgestaan door mr. Kuster-van de Ven;
- de vrouw, bijgestaan door mr. E.R. Knoester, waarnemend voor mr. Kuit.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie, waarbij de man, hierna te noemen: de appellant, in beroep is gegaan tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had in haar beschikking van 18 oktober 2017 de kinderalimentatie vastgesteld op € 148,- per kind per maand, met ingang van 10 november 2016. De man was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld op 13 december 2017. Tevens heeft hij een incidenteel verzoek ingediend om de executie van de bestreden beschikking te schorsen, met een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft.
De vrouw, hierna te noemen: de verweerster, heeft in haar verweerschrift verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel om dit verzoek af te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 januari 2018, waarbij beide partijen werden gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Tijdens deze zitting heeft de advocaat van de man het incidentele verzoek ingetrokken, wat door het hof werd geïnterpreteerd als een intrekking van het schorsingsverzoek.
Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring. De uitspraak van het hof is gedaan op 8 februari 2018 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.