In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een ontslag op staande voet van een werknemer, [appellant], door zijn werkgever, [uitvaartverzorging]. [Appellant] was sinds 1 augustus 2014 in dienst bij [uitvaartverzorging] en was arbeidsongeschikt sinds 9 februari 2017. Op 21 maart 2017 vernam hij via Facebook dat zijn beste vriend was overleden en besloot, ondanks een eerder afgeraden bezoek, het uitvaartcentrum te bezoeken om afscheid te nemen. Hij maakte gebruik van een toegangsdruppel die hem als werknemer was verstrekt. Dit leidde tot zijn ontslag op staande voet op 24 maart 2017, omdat hij zonder toestemming van de familie en zijn leidinggevende het uitvaartcentrum had bezocht.
In eerste aanleg verzocht [appellant] om het ontslag niet rechtsgeldig te verklaren en om zijn salaris te ontvangen. De kantonrechter wees het verzoek af, maar kende wel een transitievergoeding toe. In hoger beroep heeft [appellant] vier grieven aangevoerd en verzocht om een billijke vergoeding van € 65.000,00. [Uitvaartverzorging] heeft in incidenteel appel verweer gevoerd en verzocht om de transitievergoeding terug te vorderen.
Het hof heeft de zaak gevoegd behandeld en zal zich buigen over de vraag of er sprake is van een dringende reden voor het ontslag. Het hof laat [uitvaartverzorging] toe tot bewijslevering over de stelling dat [appellant] door [coördinator uitvaartverzorging] is afgeraden het uitvaartcentrum te bezoeken. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden.