Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 12 juli 2018;
- een brief van [appellante] , ingekomen ter griffie op 30 juli 2018, met het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 5 juni 2018;
- het verweerschrift inclusief incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 19 september 2018;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 9 oktober 2018;
- een brief van [appellante] met producties 13 en 14, ingekomen ter griffie op 23 oktober 2018;
3.De beoordeling
€ 2.584,93 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
Een deel van de door hen bediende klanten werd gefactureerd op basis van het (kilo)gewicht van het opgehaalde afval. De overige klanten werden gefactureerd op basis van het aantal opgehaalde (kliko)containers.
[klant] in [plaats] .
Naar aanleiding van deze signalen heeft [supervisor] een kort vooronderzoek laten doen. In het kader van dat vooronderzoek heeft er op 28 april 2017 een observatie plaatsgevonden bij [klant] op het moment dat [verweerder] en [collega] bij deze klant waren. Waargenomen werd dat er een groot aantal minicontainers geleegd werd door [verweerder] en [collega] en dat zij plastic tassen met onbekende inhoud van [klant] ontvingen. Achteraf bleek dat niet was geregistreerd dat er toen extra minicontainers zijn ingezameld. Voorts bleek uit onderzoek dat er bij deze klant vrijwel nooit extra ledigingen werden geregistreerd.
[verweerder] en [collega] , en heeft daarbij [manager integriteit] op de hoogte gesteld van zijn bevindingen.
€ 3.782,34 ter zake van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2018. Voorts heeft [appellante] voorwaardelijk verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op de kortst mogelijke termijn, zonder toekenning van enige vergoeding aan [verweerder] . Daarnaast heeft [appellante] verzocht [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
[verweerder] en de zelfstandige tegenverzoeken van [appellante] afgewezen, en [appellante] veroordeeld in de proceskosten van het geding in eerste aanleg.
met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
Voor het antwoord op de vraag of de ontslagverlening op staande voet al dan niet onverwijld is geschied, is beslissend het tijdstip waarop de feiten die als de dringende reden tot het ontslag worden aangevoerd ter kennis zijn gekomen van de tot ontslagverlening bevoegde persoon in de onderneming.
[appellante] heeft een aantal verklaringen gegeven voor de lange duur van het onderzoek. Er moesten diverse observaties worden afgebroken wegens het risico op ontdekking, omdat er bij [klant] gesurveilleerd werd en men daar alert was op de aanwezigheid van onbekende personen. Voorts konden er alleen observaties worden gepland op die vrijdagen dat [verweerder] en [collega] samen de route reden en werd er bij het plannen van de observaties rekening gehouden met vakanties van [verweerder] en [collega] en de agenda van [manager integriteit] .
8 september 2017, 13 oktober 2017 en 17 november 2017 observaties moesten worden afgebroken wegens het risico op ontdekking. Dat zijn in totaal negen geplande observaties in een periode van negenenhalve maand. Met name na juni 2017 heeft [appellante] naar het oordeel van het hof niet voldoende voortvarendheid betracht bij het onderzoek en plannen van de observaties. [appellante] heeft, in het licht van het gemotiveerd verweer van [verweerder] , onvoldoende (nader) onderbouwd dat de observaties niet vaker of anders gepland konden worden. [appellante] voert in dit verband aan dat [verweerder] en [collega] niet altijd samen reden en niet elke week naar [klant] reden. Echter in de melding van [supervisor] wordt vermeld dat [verweerder] en [collega] altijd samen rijden in een vaste vrachtwagen en dat de frequentie van de vermoedelijke feiten eenmaal per week is op vrijdagen.
Overigens geldt het volgende. [verweerder] heeft onbetwist gesteld dat hij en [collega] in de periode van 2 juni tot 15 december 2017 veertien keer samen de route van [klant] hebben gereden. In die periode is slechts zeven (of mogelijk acht)keer geprobeerd hen te observeren. Voorts is na de observatie op 15 december 2017 volgens [appellante] slechts één observatie gepland tot het gesprek op 12 maart 2018, namelijk op 12 januari 2018. [appellante] heeft daarmee onvoldoende (nader) onderbouwd waarom de observaties niet eerder en vaker hadden kunnen plaatsvinden, waardoor het onderzoek zo lang heeft geduurd. Het hof houdt geen rekening met vakanties en andere verhinderingen van [manager integriteit] , nu hij de observaties ook door derden kon en heeft laten uitvoeren. Ook houdt het hof geen rekening met de door [appellante] aangevoerde vakantieperiode(s) van [verweerder] en [collega] waardoor niet de gewenste observaties van hen samen konden worden uitgevoerd, omdat buiten deze vakantieperiode(s) de totale duur van het onderzoek onnodig lang is geweest.
- bij [klant] met gebruikmaking van een [appellante] voertuig extra afval heeft geladen en de lediging(en) niet heeft geregistreerd, zodat hiervan geen wetenschap was bij [appellante] en hiervoor niet aan de klant gefactureerd kon worden;
- geld en/of goederen van een of meerdere klanten heeft aangenomen, ogenschijnlijk als tegenprestatie voor geleverde diensten;
- ernstig in strijd heeft gehandeld met veiligheidsvoorschriften door derden toe te staan afval in (het draaiende gedeelte van) de kraakpers te deponeren.
“Fooien, geschenken, vergoedingen
heeft erkend dat hij van [klant] wel eens een plantje of een zak asperges heeft aangenomen en van andere klanten met kerst een fles wijn of een tientje ontving. Het gaat hier volgens het hof dan echter om geschenken van een geringe waarde in de zin van de regeling in de arbeidsovereenkomst, het huishoudelijk reglement en gedragscode. [appellante] heeft betoogd dat het aannemen van geld en goederen van klanten volstrekt in strijd is met de binnen [appellante] geldende regels en richtlijnen. Zij gaat er daarbij aan voorbij dat de regels, voor zover schriftelijk vastgelegd, ruimte laten voor het aannemen van bepaalde geschenken. Bovendien was het aannemen van bepaalde geschenken door chauffeurs bij de leidinggevende van [verweerder] bekend en heeft deze daarvan ook weleens mee geprofiteerd. Ook is, als door [verweerder] gesteld en door [appellante] niet voldoende (gemotiveerd) betwist, komen vast te staan dat met kerst werd toegestaan om goederen of geld aan te nemen. Daarnaast acht het hof van belang dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] deze geschenken bewust heeft ontvangen als beloning voor het meenemen van extra afval (welke beloning dan zou kwalificeren als een ongeoorloofde ‘tegenprestatie’).
Gelet op het voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat het aannemen van de door [appellante] genoemde geschenken/giften door [verweerder] niet, als zodanig en zonder meer, kan worden aangemerkt als een verwijtbaar handelen op grond waarvan niet van de werkgever kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
In de boordcomputer staan voorgeprogrammeerd op drie verschillende regels de 2500 liter container, 6 containers van 240 liter en 5 containers van 240 liter. [verweerder] heeft in afwijking van de voorgeprogrammeerde aantallen van 6 en 5 240 liter containers, een “0” ingevoerd.
“Bij [klant] staat een aantal kliko’s van 240 liter. Ik denk een stuk of 8. Ze hebben ook nog een 2500 liter. Er staat ook een 1100 liter blauwe container die we ook wel eens meenemen. Omdat dit op gewicht gaat tellen we dit op bij de 2500 liter container”.
Ook de collega van [verweerder] , [collega] , verklaart tijdens zijn gesprek met [manager integriteit] dat het bij
[klant] op gewicht ging:
gaat het op gewicht".
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] de boordcomputer
bewustverkeerd invulde om [klant] te bevoordelen en/of [appellante] te benadelen. Het enkele feit dat [verweerder] bij het aantal extra containers een “0” invoerde, acht het hof daarvoor onvoldoende, nu [verweerder] heeft gesteld, en bevestigd ter zitting in hoger beroep, dat hij dat deed om tijd te besparen, welke stelling [appellante] niet voldoende (gemotiveerd) heeft betwist. [appellante] voert aan dat het juist meer werk is om een “0” in te voeren in plaats van het voorgeprogrammeerde aantal te accepteren, maar de heer [supervisor] heeft op vragen van het hof tijdens de zitting bevestigd de stelling van [verweerder] dat als je de drie regels in de boordcomputer exact volgens de instructies van [appellante] wilt afhandelen, je drie keer in en uit de vrachtwagen moet stappen, terwijl je maar eenmaal in en uit de vrachtwagen moet stappen als je een “0” invoert bij de extra containers. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij wel steeds het gewicht van het bij [klant] ingezamelde afval via de boordcomputer heeft geregistreerd. [appellante] heeft dat niet onderbouwd weersproken, zodat het hof van de juistheid van deze stellingen van [verweerder] kan uitgaan.
Het voorgaande betekent dat alleen is komen vast te staan dat [verweerder] de werkinstructie om het extra aantal containers te registreren niet heeft nageleefd. [appellante] heeft aangevoerd dat irrelevant is of [verweerder] haar met zijn handelen bewust heeft benadeeld, er sprake is geweest van een tegenprestatie en ook volstrekt irrelevant of hij de afspraken met de klant kende. Het hof acht deze factoren wél relevant bij de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid van het handelen van [verweerder] . Het hof begrijpt dat het voor [appellante] belangrijk is dat haar chauffeurs de werkinstructies opvolgen, omdat zij op locatie buiten haar toezicht zelfstandig werken en dat [appellante] kan worden benadeeld als de chauffeurs dat niet doen. Echter het hof acht in de gegeven omstandigheden het door [appellante] gestelde (enkele) niet naleven van deze werkinstructie onvoldoende voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarbij het hof in aanmerking neemt dat gesteld noch gebleken is dat [verweerder] hiervoor een waarschuwing heeft gekregen en in staat is gesteld om zijn gedrag daarop aan te passen. Met inachtneming van de hiervóór gegeven (vaststaande) feiten en omstandigheden kan niet in redelijkheid worden geoordeeld dat sprake is van de door [appellante] aangevoerde ontslaggrond.
Het aan [verweerder] verweten handelen bestaande in het incidenteel ontvangen en aannemen van geschenken en/of de niet-naleving van de werkinstructie en de veiligheidsvoorschriften bij [klant] acht het hof – elk afzonderlijk en in hun onderlinge samenhang bezien – niet voldoende om in redelijkheid te kunnen oordelen dat er sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onder g, BW. Daarmee is bovendien niet voldoende aannemelijk (gemaakt) dat de samenwerking met collega’s of de verhouding met leidinggevenden in de loop van de tijd zodanig is verslechterd dat sprake is van ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding in de zin van deze bepaling.
Waar mogelijk heeft het hof deze ‘bezwaren’ tegen de vaststellingen van de kantonrechter, meegenomen en betrokken bij de in dit arrest vastgestelde, voor beoordeling in hoger beroep relevante, vaststaande feiten. Aldus ontbeert [verweerder] belang in incidenteel hoger beroep en kan dit incidenteel beroep daarom verder buiten behandeling blijven. Aan de door [verweerder] gevorderde proceskostenveroordeling van [appellante] komt het hof dan ook niet toe.