3.1.De feiten
Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Deze luiden, voor zover nodig aangevuld door het hof, als volgt.
- Tot 2012 was de [de werkgever] -organisatie een internationaal opererende organisatie, bestaande uit 75 juridische entiteiten met wereldwijd ruim 22.000 werknemers. In 2012 is de [de werkgever] -organisatie overgenomen door het [concern] -concern. De [de werkgever] -organisatie heeft op dit moment nog 9 juridische entiteiten.
- Na de overname door [concern] heeft de [de werkgever] -organisatie in Nederland nog slechts één vestiging: [de werkgever] in [vestigingsplaats 1] , met circa 2.000 werknemers. In 2013 heeft een reorganisatie bij [de werkgever] plaatsgevonden, waaronder een inkrimping van de afdeling Risk & Insurance.
- [de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1961, is op 1 september 2010 bij [de werkgever] in dienst getreden en bekleedt thans de functie van Risk & Insurance Manager tegen een salaris van € 9.595,78 bruto per maand, inclusief vakantiebijslag en overige emolumenten (volgens de faxberichten van 6 november 2018 onder r.o. 2.1.).
- De leidinggevende van [de werknemer] heeft hem op 23 mei 2017 meegedeeld dat zijn functie zou komen te vervallen.
- Op 19 juli 2017 heeft [de werkgever] toestemming aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen. Tegen dit verzoek is namens [de werknemer] verweer gevoerd. Vervolgens heeft nog een tweede schriftelijke ronde plaatsgevonden.
- Bij beslissing van 29 september 2017 heeft het UWV de toestemming geweigerd. Het UWV is van oordeel dat er teveel onduidelijkheden zijn ten aanzien van de bedrijfseconomische noodzaak tot het laten vervallen van de arbeidsplaats van [de werknemer] .
- [de werknemer] heeft zich op 4 oktober 2017 ziek gemeld. Op 11 oktober 2017 werd hij weer hersteld gemeld. [de werknemer] heeft zich op 3 november 2017 opnieuw ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft op 6 december 2017 geoordeeld dat er geen sprake is van ziekte.
- [de werknemer] heeft een deskundigenoordeel met betrekking tot zijn arbeids(on)geschiktheid aangevraagd bij het UWV. Op het moment van het geven van de beschikking door de kantonrechter was het deskundigenoordeel van het UWV nog niet ontvangen. Inmiddels is het deskundigenoordeel d.d. 12 maart 2018 aan [de werknemer] toegezonden. Dat deskundigenoordeel van het UWV luidt op - grond van de rapportage van de arts en de arbeidsdeskundige - dat niet gesteld kan worden, gezien de beperkingen zoals opgesteld/aangegeven door dhr. [de verzekeringsarts] [de verzekeringsarts, hof], dat het eigen werk volledig passend te noemen is.