3.2.In hoger beroep vordert [appellanten] alsnog toewijzing van zijn vorderingen in eerste aanleg met veroordeling van [verweerder 1 en 2] in de proceskosten. Die vorderingen luiden, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, als volgt:
1. voor recht te verklaren dat [verweerder 1 en 2] . en [varkensbedrijf] B.V. toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun verplichtingen jegens [appellanten] c.s. door de weegbrug en de mestsilo van het perceel [adres 2] te [vestigingsplaats 1] te verplaatsen naar het perceel [adres 3] te [vestigingsplaats 1] ;
2. voor recht te verklaren dat [verweerder 3 en 4] . en Beheermaatschappij B.V. onrechtmatig jegens [appellanten] c.s. hebben gehandeld door medewerking te verlenen aan het plaatsen van de weegbrug en mestsilo op het perceel [adres 3] te [vestigingsplaats 1] ;
3. [verweerder 1 t/m 4 c.s.] hoofdelijk te veroordelen om de op het perceel [adres 3] te [vestigingsplaats 1] geplaatste weegbrug en mestsilo binnen 4 weken na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden en geen tweede mestsilo terug te plaatsen op het perceel [adres 2] te [vestigingsplaats 1] of enig ander perceel dat op kortere afstand (hemelsbreed) is gelegen dan het bedrijfsperceel aan de [locatie 1] te [vestigingsplaats 2] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerder 1 t/m 4 c.s.] in gebreke blijven aan dit vonnis te voldoen;
4. [verweerder 1 t/m 4 c.s.] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure en voorts met bepaling dat [verweerder 1 t/m 4 c.s.] de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zijn vanaf de 10° dag na dagtekening van dit vonnis, indien deze kosten niet binnen deze termijn zijn voldaan.
1. voor recht te verklaren dat [verweerder 1 en 2] . en [varkensbedrijf] B.V. toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun verplichtingen jegens [appellanten] c.s. door de weegbrug en de mestsilo van het perceel [adres 2] te [vestigingsplaats 1] te verplaatsen naar het perceel [adres 3] te [vestigingsplaats 1] ;
2. [verweerder 1 en 2] . en [varkensbedrijf] B.V. te gebieden geen gebruik meer te (doen) maken van de op het perceel [adres 3] te Dongen aanwezige weegbrug en mestsilo;
3. [verweerder 1 en 2] . en [varkensbedrijf] B.V. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [appellanten] c.s. van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat gedaagden niet voldoen aan het hiervoor onder 2 genoemde gebod;
4. [verweerder 1 en 2] . en [varkensbedrijf] B.V. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure en voorts met bepaling dat [verweerder 1 t/m 4 c.s.] de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zijn vanaf de 10° dag na dagtekening van dit vonnis, indien deze kosten niet binnen deze termijn zijn voldaan.
3.2.1.[appellanten] heeft in hoger beroep zijn vordering als volgt toegelicht.
a. a) Bij inleidende dagvaarding heeft [appellanten] aangevoerd dat uit de door hem gestelde feiten en omstandigheden genoegzaam blijkt dat [appellanten] en de overige betrokken buurtbewoners met [verweerder 1 en 2] zijn overeengekomen dat de weegbrug en de mestsilo verplaatst zouden worden naar de [locatie 1] te [vestigingsplaats 2] . [verweerder 1 en 2] heeft in het overleg met de gemeente en de buurtbewoners immers nadrukkelijk aangeboden de weegbrug en de mestsilo te zullen verplaatsen naar de [locatie 1] om tegemoet te komen aan de bezwaren van de omwonenden. [appellanten] en de overige bezwaarmakers hebben dat aanbod aanvaard nu daarmee grotendeels tegemoet werd gekomen aan hun bezwaren. [appellanten] en de overige bewoners hebben vervolgens vanwege de totstandkoming van deze afspraak afgezien van voortzetting van hun bezwaren tegen de ontwerpmilieuvergunning. [verweerder 1 en 2] handelt rechtstreeks in strijd met de gemaakte afspraken door de weegbrug en de mestsilo niet te verplaatsen naar de [locatie 1] , doch naar de [adres 3] te [vestigingsplaats 1] , zijnde het akkerbouwbedrijf van zijn vader [verweerder 4] . Nu [verweerder 1 en 2] niet bereid is gebleken gevolg te geven aan de diverse verzoeken en sommaties om de weegbrug en de mestsilo alsnog, conform afspraak, te verplaatsen naar de [locatie 1] , is [appellanten] genoodzaakt geweest om [verweerder 1 en 2] in rechte te betrekken.
b) Aangezien de weegbrug en de mestsilo zijn geplaatst op het akkerbouwbedrijf van [verweerder 4] en [verweerder 1 en 2] betoogt dat [verweerder 4] daarvan eigenaar is, heeft [appellanten] zich tevens genoodzaakt gezien om [verweerder 4] in rechte te betrekken. Indien en voor zover in rechte al zou komen vast te staan dat [verweerder 4] eigenaar is geworden van de weegbrug en de mestsilo dan heeft te gelden dat hij daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellanten] . Immers, door het plaatsen van de weegbrug en mestsilo op diens perceel werkt [verweerder 4] welbewust en actief mee aan de wanprestatie van [verweerder 1 en 2] .
c) [verweerder 4] wist of behoorde te weten dat hij door zijn handelen de wanprestatie van [verweerder 1 en 2] faciliteerde. De bedrijfsvoering van de bedrijven van [verweerder 1 en 2] en [verweerder 4] zijn namelijk nauw met elkaar verweven. De mestsilo en weegbrug worden bijvoorbeeld actief en intensief door [verweerder 1 en 2] gebruikt. De mest van diens varkensbedrijf wordt afgevoerd naar de betrokken mestsilo, de weegbrug wordt door [verweerder 1 en 2] gebruikt voor het wegen van mest, varkens e.d. Hoewel de bedrijven formeel niet met elkaar verweven zijn, is dit feitelijk wel het geval. Bovendien is [verweerder 1 en 2] de zoon van [verweerder 4] . Voorts is aangevoerd dat tijdens de op 25 april 2012 uitgevoerde controle op het perceel [adres 3] ( [verweerder 4] ) door de gemeente gesproken met de heer [verweerder 1 en 2] en daarbij is nog aangegeven dat de weegbrug op korte termijn verplaatst zou worden naar diens bedrijf in [vestigingsplaats 2] . Hieruit blijkt niet alleen dat de weegbrug op dat moment in elk geval nog in eigendom is van [verweerder 1 en 2] , doch ook dat de bedrijven nauw met elkaar verweven zijn.
d) De nauwe verwevenheid alsook de wetenschap aan de zijde van [verweerder 4] blijkt voorts uit het feit dat de milieumelding ter zake de verplaatsing van de mestsilo en de weegbrug is ingediend door [verweerder 4] , dit terwijl de gemachtigde van [verweerder 1 en 2] in diens brief van 5 januari 2015 aangeeft dat deze melding door [verweerder 1 en 2] is ingediend. Verder schrijft de gemachtigde in diens brief van 30 januari 2015 dat het [verweerder 1 en 2] vrij staat om op het perceel [adres 3] (akkerbouwbedrijf van [verweerder 4] ) na verplaatsing van de weegbrug/silo een nieuwe weegbrug/silo op te richten. Ook hieruit blijkt de nauwe verwevenheid van de twee bedrijven. Voorts kan hieruit opgemaakt worden dat [verweerder 1 en 2] op dat moment nog volledig beschikkingsbevoegd is ten aanzien van de weegbrug en de mestsilo. [verweerder 4] heeft een akkerbouwbedrijf en hoeft niet de beschikking te hebben over een mestsilo. Het is voor akkerbouwbedrijven ook zeer ongebruikelijk om binnen de inrichting een mestsilo op te richten. Ook hieruit blijkt dat [verweerder 4] welbewust de wanprestatie van [verweerder 1 en 2] heeft gefaciliteerd.
e) Uit de gestelde geschetste feiten en omstandigheden (en de bij de inleidende dagvaarding gevoegde stukken) blijkt genoegzaam dat destijds met [verweerder 1 en 2] overeenstemming is bereikt over het verplaatsen van de mestsilo en de weegbrug naar diens bedrijfslocatie aan de [locatie 1] te [vestigingsplaats 2] . Dat het standpunt van [appellanten] juist is blijkt ook uit de schriftelijke getuigenverklaring van de destijds betrokken behandelend ambtenaar, [getuige] (Beleidsadviseur Omgevingsrecht). Een afschrift van de door deze ambtenaar ondertekende getuigenverklaring is als productie 12 bij de inleidende dagvaarding gevoegd. De heer [getuige] verklaart onder meer als volgt:
"...Ondergetekende verklaart, mede in het licht van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden, dat de heer [verweerder 1 en 2] naar aanleiding van de bezwaren van de familie [appellanten] en andere omwonenden nadrukkelijk aangeboden heeft de weegbrug en de mestsilo te zullen verplaatsen naar de [locatie 1] , dit om tegemoet te komen aan de bezwaren van de omwonenden. Daarmee zou aan de geluid- en geuroverlast op het perceel [adres 2] ( [vestigingsplaats 1] ), welke verband hield met het gebruik van de weegbrug en de mestsilo, na realisatie van de vergunning een einde komen. De familie [appellanten] en de overige bezwaarmakers hebben dat aanbod van de heer [verweerder 1 en 2] aanvaard nu daarmee grotendeels tegemoet werd gekomen aan hun bezwaren. Een en ander heeft ertoe geleid dat de familie [appellanten] en de andere omwonenden hebben afgezien van het indienen van nieuwe bezwaren tegen de ontwerpmilieuvergunning.
f) [verweerder 1 en 2] heeft rechtstreeks in strijd gehandeld met de hiervoor vermelde afspraken door de weegbrug en de mestsilo niet te verplaatsen naar de [locatie 1] maar naar de [adres 3] te [vestigingsplaats 1] . De gemeente Dongen kan nakoming van deze afspraken juridisch echter niet afdwingen nu zij geen partij is geweest in hetgeen betrokken partijen zijn overeengekomen. [verweerder 1 en 2] is aangesproken op het niet nakomen van de afspraken, doch bleek niet bereid om de mestsilo en weegbrug alsnog te verplaatsen naar de [locatie 1] .
g) Bij inleidende dagvaarding heeft [appellanten] betoogd dat de stelling dat [verweerder 4] thans eigenaar is van de mestsilo en de weegbrug, een onhoudbare en volstrekt ongeloofwaardige stelling is. Immers, niet in geschil is dat de weegbrug en de mestsilo afkomstig zijn van en ten dienste staan aan het varkensbedrijf van [verweerder 1 en 2] . De verplaatsing naar de [locatie 1] stond ook in het kader van de door [verweerder 1 en 2] aangevraagde revisievergunning voor het vergroten van het varkensbedrijf (en dus niet het akkerbouwbedrijf van zijn vader (gevestigd op nummer [adres 3] ). [appellanten] en andere omwonenden zouden namelijk afzien van bezwaren tegen die vergunning als de weegbrug en mestsilo verplaatst zouden worden naar de [locatie 1] . Een en ander wordt ook nadrukkelijk bevestigd in de schriftelijke verklaring van de destijds betrokken ambtenaar.
h) Voorts heeft te gelden dat de bedrijven van [verweerder 1 en 2] en [verweerder 4] nauw met elkaar verweven zijn en [verweerder 1 en 2] volop gebruik maakt van zowel de weegbrug als de mestsilo ten behoeve van diens eigen varkenshouderij. De stelling dat [verweerder 1 en 2] niet meer beschikkingsbevoegd zou zijn ten aanzien van de mestsilo en de weegbrug is onbewezen en ongeloofwaardig, te meer nu [verweerder 1 en 2] tijdens een op 25 april 2012 uitgevoerde controle heeft aangegeven dat de weegbrug verplaatst zal worden, [verweerder 1 en 2] naar eigen zeggen de milieumelding (ter zake de verplaatsing) heeft gedaan en uiteindelijk nog het (minnelijk) aanbod doet om de weegbrug per 1 januari 2016 te verplaatsen naar de [locatie 1] te [vestigingsplaats 2] .
i. i) Bij inleidende dagvaarding heeft [appellanten] voorts betoogd dat indien en voor zover in rechte al aangenomen zou moeten worden dat [verweerder 4] thans eigenaar is van de weegbrug en mestsilo onverkort te gelden heeft dat [verweerder 1 en 2] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van diens contractuele verplichtingen. Daarenboven heeft te gelden dat [verweerder 4] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellanten] door medewerking te verlenen aan de plaatsing van de weegbrug en de mestsilo op diens perceel, dit terwijl hij wist of behoorde te weten dat [verweerder 1 en 2] daarmee wanprestatie zou plegen jegens [appellanten] .
j) In aanvulling op het vorenstaande heeft [appellanten] in eerste aanleg subsidiair gevorderd dat, indien en voor zover in rechte geoordeeld zou worden dat aangetoond en bewezen is dat [verweerder 4] thans eigenaar is van de weegbrug en de mestsilo (en [verweerder 1 en 2] niet meer beschikkingsbevoegd is) en dat van onrechtmatig handelen aan de zijde van [verweerder 4] geen sprake is, [verweerder 1 en 2] geen gebruik meer mag maken van de weegbrug en de mestsilo op het adres [adres 3] te [vestigingsplaats 1] , een ander onder dreiging van de verbeurte van een dwangsom per overtreding.