In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van het te koop aanbieden of voorhanden hebben van stoffen, voorwerpen en gegevens die bestemd zijn voor de voorbereiding of vergemakkelijking van bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt. De rechtbank had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch bevestigt de bewezenverklaring, maar verhoogt de voorwaardelijke gevangenisstraf naar 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en legt daarnaast een taakstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof overweegt dat de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, een zwaardere straf rechtvaardigen. De verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan het faciliteren van illegale hennephandel, wat aanzienlijke maatschappelijke gevolgen heeft.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar ook met het feit dat deze veroordelingen meer dan tien jaar geleden zijn. Het hof oordeelt dat een geheel voorwaardelijke straf niet passend is en dat de opgelegde straf moet bijdragen aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De beslissing van het hof omvat ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen die verband houden met het bewezenverklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2018.