Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03214408 / HA ZA 15-714)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens akte wijziging van eis, met producties;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
“ALGEMENE VERKOOP- EN LEVERINGSVOORWAARDEN”van Rockwool (hierna: de algemene voorwaarden, productie 1 bij conclusie van antwoord) van toepassing verklaard.
“voor alle geleden en nog te lijden schade (…) als gevolg van de geleverde ondeugdelijke producten”.
“Onderzoek plantverdraagzaamheid opkweekblokken”staat, voor zover relevant, te lezen:
“(…) Op basis van de verrichte test wordt dus géén groeiremming gevonden in dit materiaal. Omdat de verschillen gevonden door BPK enorm groot en duidelijk zijn, daarbij de volgende gedachten ter overweging door KIWA (…) 1) De PVD [plantverdraagzaamheidstest; hof] werkt met extracten (…). Tot nu toe heeft dat voldaan maar stel dat in dit geval een niet wateroplosbare stof aanwezig is. Dan zou een vervolg op dezelfde blokken met direct zaaien op de blokken uitsluitsel kunnen bieden (…). Er zijn voldoende aanwijzingen (…) om deze stap te nemen. (…)”.
“het probleem met de geleverde producten zich niet heeft beperkt tot de partij komkommerplanten met de ondeugdelijke Vitagreen blokken”en dat
“de schadelijke stof in deze Vitagreen blokken”door
“wateroverdracht”ook schade heeft veroorzaakt
“in een partij tomatenplanten.”
“geen vertrouwen”heeft
“in de onderzoeken en uitslagen dusver”.
“op herbiciden en pesticiden op een ongebruikt blok, dat afkomstig was uit dezelfde batch als blokken waarop uw klacht betrekking heeft”is uitgevoerd, dat
“Daarbij (…) het blok in het geheel (…) alsook de daaruit verwijderde klei afzonderlijk”getest is, dat
“Uit dit onderzoek (…) géén onvolkomenheden gebleken”zijn en dat uit de tot dan uitgevoerde onderzoeken
“slechts met zekerheid”kan
“worden afgeleid dat 1) de ongebruikte blokken geen herbiciden bevatten en 2) de gebruikte blokken wel.”
“de claim”van BPK
“definitief ongegrond is”en heeft zij BPK gesommeerd tot betaling van de openstaande facturen.
“Onderzoek plantverdraagzaamheid opkweekblokken”.
“De werking van elk internationaal verdrag ter zake van de koop van roerende lichamelijke zaken waarvan de werking (…) kan worden uitgesloten”en meer in het bijzonder de werking van het Weens Koopverdrag. Een dergelijke uitsluiting is naar Nederlands recht geldig, zodat op deze zaak uitsluitend het materiële Nederlands recht van toepassing is.
grieven 2 tot en met 5zijn gericht tegen de overwegingen van de rechtbank dat BPK haar stellingen omtrent de non-conformiteit niet op toereikende wijze heeft onderbouwd, dat de oorzaak van de groeiproblematiek ook buiten de sfeer van partijen kan liggen, dat blijkens uitgevoerde onderzoeken geen herbiciden zijn aangetroffen in ongebruikte steenwolblokken, type Vitagreen, en dat niet uitgesloten kan worden dat herbiciden (spuitvloeistof) op andere wijze op de blokken terecht zijn gekomen.
Grief 6is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de non-conformiteit van de geleverde steenwolblokken niet is komen vast te staan, laat staan aannemelijk is geworden.
“naar alle waarschijnlijkheid”moet
“worden gezocht in de aanwezigheid van herbiciden”in de blokken waarin die planten zijn gekweekt, zoals [schade-expert] in haar rapport van 27 augustus 2015 heeft geschreven.
“beide partijen niet al te veel verwachten van”de inschakeling van Kiwa, betekent niet dat de uitkomst van het daartoe door WUR uitgevoerde onderzoek (de plantverdraagzaamheidstest) onjuist, onbruikbaar of niet van waarde is. Partijen hebben er zelf voor gekozen de klachtprocedure bij Kiwa door te zetten en hetgeen BPK dienaangaande voorts heeft aangevoerd, leidt het hof niet tot een ander oordeel. Voor zover BPK heeft beoogd te stellen dat het onderzoek door WUR niet volledig is geweest omdat er bij de plantverdraagzaamheidstest geen herbiciden konden worden gedetecteerd en daarvoor een zaaiproef nodig was, gaat het hof daaraan voorbij, omdat er een zaaiproef is uitgevoerd door GAC en daaruit van herbiciden niet is gebleken. Bij die stand van zaken had het op de weg van BPK gelegen om concreet aan te geven waarom WUR in het verlengde van de plantverdraagzaamheidstest ook nog een eigen zaaiproef had moeten uitvoeren. Weliswaar heeft BPK twijfels geuit over het onderzoek van GAC, maar dit betrof niet de zaaiproef, maar het door Rockwool aangevraagde onderzoek naar klei (productie 26 bij conclusie van antwoord). Ook heeft BPK de onpartijdigheid en objectiviteit van de schadebeoordelaar [schade-expert] in twijfel getrokken, omdat [schade-expert] volgens BPK alleen Rockwool als opdrachtgever bleek te zien en geen instructies van de kant van BPK aanvaardde, maar hieruit volgt niet dat de in opdracht van [schade-expert] door GAC uitgevoerde zaaiproef onjuist, onbruikbaar of niet van waarde is. Naar het oordeel van het hof had het, bij twijfel aan de zaaiproef van GAC, op de weg van BPK gelegen zelf extra zaaiproeven te laten uitvoeren door externe deskundigen.
“Analyse certificaat”van GAC met rapportnummer [rapportnummer] (productie 10 bij memorie van grieven) van 3 juli 2015. Het te onderzoeken bassinwater is eerst op 1 juli 2015 door GAC ontvangen, terwijl het moment waarop de herbiciden in het water aanwezig moeten zijn geweest alvorens te worden gebruikt voor de bewatering van de later aangetaste planten, gelegen moet zijn vóór 15 juni 2015. Niet uit te sluiten valt dat in de periode tussen begin juni 2015 en 1 juli 2015 sprake is geweest van vermenging of verdunning van het bassinwater met nieuw (regen)water, waardoor de mogelijke eerdere aanwezigheid van herbiciden niet meer aantoonbaar was. Bovendien kunnen herbiciden naar eigen zeggen van BPK vervliegen, waardoor ze na verloop van tijd niet meer te traceren zijn.