3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Bij notariële akte van 14 juni 1932 is, ten laste van de percelen, thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] , als dienende erven, en ten behoeve van, onder andere, het perceel, thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 5] , als heersende erf, een recht van overpad om te komen en te gaan van en naar de [passage] (voorheen [straat 1] ) gevestigd, met een breedte van twee meter.
Ten behoeve van de realisatie van een appartementencomplex, heeft de heer [derde 1] (hierna: [derde 1] ) op 8 januari 1987 een aantal percelen gelegen aan de [laan] te [gemeente] , thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 6] (voorheen nummers [nummer 7] en [nummer 8] ), aan ‘ [Projectontwikkeling] Projectontwikkeling B.V.’ in eigendom overgedragen.
In de akte van levering van voornoemde percelen is, ten aanzien van de voorwaarden waaronder de koopovereenkomst tussen [derde 1] en [Projectontwikkeling] Projectontwikkeling B.V. gesloten is, bepaald:
“(…)
8. De koopster is verplicht om op haar kosten: (...)
d. te bouwen of te doen bouwen een garage, van goede kwaliteit en afwerking in overleg met
spouwmuren, voor de stalling van een auto, welke gesloten en overdekte ruimte zal worden
voorzien van twee garagedeuren aan de smalste zijden, een raampje en een loopdeur.
Bedoelde garage dient gereed opgeleverd te worden zodra de tweede verdiepingsvloer van de op het verkochte nieuw te bouwen opstallen is gestort, waarbij wel rekening gehouden mag worden met de eerste aanvoer van de gevelstenen, welke ook gebruikt zullen worden voor de bouw van de garage. (...).
9. In deze koopovereenkomst is begrepen het recht om één auto te mogen parkeren op een stukje grond van het perceel gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 9] ,(hof: thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] )
, thans eigendom van gemeente [gemeente] -, alsmede het recht van weg om via de [laan] met de auto te komen en te gaan van en naar even genoemde parkeerplaats - welke parkeerplaats gemarkeerd mag worden, daaronder begrepen het plaatsen van een parkeerpaaltje - en de parkeerplaats gelegen naast de onder 8.d. bedoelde garage alsmede de garage zelf. Laatstbedoelde parkeerplaats is grotendeels gelegen op verkopers grond. Evengemelde rechten zullen als erfdienstbaarheden worden verleend zodra zulks mogelijk is. (…)”
Op 28 oktober 1988 heeft de gemeente [gemeente] het perceel dat thans kadastraal bekend is als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] (voorheen nummers [nummer 11] en [nummer 12] ) aan ‘ [Projectontwikkeling] Projectmanagement B.V.’ in eigendom overgedragen, waarna laatstgenoemde dit op haar beurt aan ‘Beleggingsmaatschappij [Beleggingsmaatschappij] B.V.’ heeft overgedragen.
Bij deze overdracht is ten laste van voornoemd perceel als dienend erf en ten behoeve van het ernaast gelegen perceel, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 5] , als heersend erf, een erfdienstbaarheid gevestigd. De akte van 28 oktober 1988 (ingeschreven op 1 november 1988 in deel [deel] nummer [nummer 13] in de openbare registers te [plaats] ) bepaalt te dien aanzien:
“(...) De komparanten (...) verklaarden ter uitvoering van hetgeen tussen de komparant sub 2, de heer [derde 1] en [Projectontwikkeling] Projectontwikkeling B.V. (...) is overeengekomen in een akte van transport op acht januari negentienhonderd zeven en tachtig (...) ten laste van het perceel gemeente [gemeente] , sektie [sectie] , nummer [nummer 10] (…) als lijdend erf en ten behoeve van het perceel gemeente [gemeente] , sektie [sectie] , nummer [nummer 5] , eigendom van de heer [derde 1] voornoemd, als heersend erf, hierbij te vestigen de erfdienstbaarheden, inhoudende het recht van de eigenaar van het heersend erf om een auto te mogen parkeren op het lijdend erf, alsmede het recht van weg om via de [laan] met de auto te komen en te gaan van en naar even genoemde parkeerplaats - welke parkeerplaats gemarkeerd mag worden, daaronder begrepen het plaatsen van een parkeerpaaltje - en de parkeerplaats gelegen naast de ten behoeve van de heer [derde 1] te bouwen garage, alsmede de garage zelf zoals aangegeven op een aan deze akte te hechten tekening (...)”
Op 25 april 2003 heeft [derde 1]
,de percelen met opstallen, grond en tuin staande en gelegen aan de [straat 2] , te ( [postcode] ) [gemeente] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummer 14] , [nummer 5] en [nummer 15] aan [appellant] in eigendom overgedragen. Op de percelen bevinden zich een winkel, garage en bovenwoningen die door [appellant] aan verschillende huurders worden verhuurd.
Voormelde percelen grenzen aan het appartementencomplex “ [Vereniging van Eigenaars] ”, staande en gelegen aan de [laan] [huisnummer 1] t/m [huisnummer 2] te [gemeente] , thans kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummer 10] , [nummer 16] , [nummer 17] , [nummer 6] en [nummer 18] , dat in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is gerealiseerd.
Van de bij akte van 28 oktober 1988 gevestigde erfdienstbaarheid kan [appellant] c.s. gebruik maken middels de onderdoorgang die gecreëerd is bij de bouw van het appartementencomplex.
In oktober 2006 heeft de VvE onder meer het volgende aan [appellant] bericht:
“(...) De bewoners van het pand aan de [straat 2] welke door u wordt verhuurd gaan er al geruime tijd vanuit dat zij de onderdoorgang van de [veste] tevens als parkeerterrein kunnen gebruiken. Dit is onjuist, want het betreft een eigen terrein met erfdienstbaarheid voor bedrijven en woningen grenzend aan de achterzijde van het terrein.
Het is ons als eigenaren niet toegestaan op de betreffende uitweg opstallen of obstakels te plaatsen welke een ongestoorde uitoefening van de gevestigde rechten kunnen belemmeren. Indien men het parkeren zou toestaan dan komt en de bereikbaarheid in het geding maar tevens ontstaat er een chaos.
Wij mogen erop vertrouwen dat een en ander u duidelijk is en dat u uw huurders hiervan op de hoogte zult brengen (…)”
In 2009 heeft [appellant] op de aan hem in eigendom toebehorende percelen, een magazijn gerealiseerd. In deze nieuwbouw is een poort geplaatst die rechtstreeks uitkomt op de noordzijde van het perceel dat thans kadastraal bekend is als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] . Daarnaast heeft [appellant] in die periode een tweetal loopdeuren in de aan hem toebehorende garage geplaatst, die eveneens uitkomen op voormeld perceel.
In november 2009 heeft de VvE [appellant] geïnformeerd dat onbevoegden nog steeds gebruik maakten van haar perceel en de onderdoorgang die als ontsluiting gold tussen de [laan] en de achter het appartementencomplex gelegen parkeermogelijkheden, middels een inzinkbare paal afgesloten voor onbevoegden.
Hierop is bij de voorzieningenrechter een procedure gevoerd en bij vonnis van 30 juni 2009 heeft deze geboden om [appellant] en zijn huurders te allen tijde in staat te stellen gebruik te maken van de onderdoorgang en de parkeerplaats op het perceel, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] .
Ter beëindiging van alle geschillen, zijn partijen vervolgens bij vaststellings- overeenkomst van 23 oktober 2009, onder meer, het navolgende overeengekomen:
“(...) in aanmerking nemende:
(..) j. (...) Met deze regeling wordt niet beoogd de inhoud van de erfdienstbaarheid te wijzigen, dan wel de omvang van de erfdienstbaarheid vast te leggen, doch enkel nadere afspraken te maken omtrent het gebruik van de onderdoorgang en de parkeerplaats. (...)
Afsluiting van het perceel en beschikbare zenders
1. VvE [veste] en [appellant] stemmen in met het gebruik van een reeds door VvE [veste] geplaatste op afstand bedienbare verzinkbare paal. Dit mede ter voorkoming van onrechtmatig gebruik van het perceel en de onderdoorgang door derden.
2. Aan [appellant] zullen vier zenders in bruikleen worden gegeven. (...)
5. [appellant] heeft te allen tijde recht op gebruik van deze vier zenders, tenzij de zenders in strijd met de vaststellingsovereenkomst worden gebruikt of (...).
6. [appellant] is verantwoordelijk voor de uitgifte en het gebruik van de zenders. Het gebruik van de zenders is gerelateerd aan het verhuurde. Hieronder wordt verstaan de parkeerplaats, de garage en het magazijn (mits daar ook daadwerkelijk binnen wordt geparkeerd). Daarnaast is het aan [appellant] toegestaan om - na aanmelding of indien voornoemde parkeerplaats vrij is - gebruik te maken van de zender.
7. Hoewel vier zenders in bruikleen worden gegeven, mag er door [appellant] , dan wel zijn huurders, dan wel door enig andere derde die verwant is aan [appellant] , gebruik worden gemaakt van één parkeerplaats op het perceel [nummer 10] . Indien de parkeerplaats bezet is, dient er buiten het perceel van de VvE [veste] geparkeerd te worden.
8. Gebruik van de parkeerplaats door grote bestel- en of vrachtwagens dient beperkt te blijven. De verwachting is dat de huidige bestel- en of vrachtwagens zullen worden afgeschaft in verband met hoge exploitatiekosten. Op grond van deze mededeling zal VvE [veste] in beginsel het beperkt gebruik van voornoemde bestel- en of vrachtwagens van de parkeerplaats dulden. [appellant]
dient zich in te spannen dit gebruik zo veel mogelijk te beperken. (...)
9. De zenders dienen enkel gebruikt te worden door de daartoe bevoegde personen, zoals omschreven onder punt 6. Indien VvE [veste] constateert dat de zenders telkenmale door derden worden gebruikt, dan wel dat er op enige andere wijze misbruik van de zenders wordt gemaakt, zal de VvE zulks aan [appellant] mededelen, zodat passen maatregelen door [appellant] genomen kunnen worden.
a. Onder passende maatregelen wordt verstaan een waarschuwing en bij herhaald misbruik het ontnemen van de zender.
b. Tevens zat bij herhaald misbruik dan wel verlies van een zender - na onderling overleg tussen VvE [veste] en [appellant] - de code van de installatie worden gewijzigd. (...)”
Omdat de VvE van mening was dat [appellant] en zijn huurders zich niet aan het bepaalde in de vaststellingsovereenkomst hielden, heeft zij de code waarmee de handzenders de verzinkbare paal kunnen bedienen in februari 2014 laten veranderen.
Nadat minnelijk overleg hierover vruchteloos bleek, heeft [appellant] zich wederom tot de voorzieningenrechter gewend. Deze heeft bij vonnis van 2 april 2014 geoordeeld dat - nu de maatregel die de VvE heeft getroffen het recht van erfdienstbaarheid illusoir maakt – de VvE dient te bewerkstelligen dat de aan [appellant] verstrekte handzenders weer functioneren. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [appellant] , totdat de inhoud van de erfdienstbaarheid is vastgesteld, de erfdienstbaarheid slechts mag gebruiken op de wijze zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst en overweging 5.1 .1. van het vonnis.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] na vermeerdering van eis in conventie dat de rechtbank, samengevat:
Primair:
1. voor recht verklaart dat perceel [nummer 10] is belast met een recht van erfdienstbaarheid ten gunste van de eigenaar van perceel [nummer 5] , welk recht is ontstaan door vestiging en/of verjaring en thans toekomt aan [appellant] als eigenaar van perceel [nummer 5] en dat dit recht in ieder geval omvat:
het recht van de eigenaar van het heersend erf (en van zijn huurder en van aan die huurder gelieerde personen) om op het dienend erf via een acht meter brede doorgang te mogen laden en lossen alsmede op dat dienend erf één of meer auto’s, motorfietsen, (brom)fietsen en/of andere voertuigen te mogen parkeren, alsmede het recht van weg om over dat dienend erf te voet, per (brom)fiets, motor, auto of ander voertuig te komen en te gaan en het recht om het dienend erf de ten behoeve van de eigenaar van het heersend erf aanwezige parkeerplaats en garage te bereiken.
2. voor recht verklaart dat een recht van buurweg is ontstaan van perceel [nummer 5] naar de openbare weg over perceel [nummer 10] .
3. voor recht verklaart dat percelen [nummer 17] , [nummer 18] en [nummer 10] zijn belast met een recht van erfdienstbaarheid ten gunste van de eigenaar van perceel [nummer 15] , [nummer 5] en [nummer 14] , welk recht is ontstaan door vestiging en/of verjaring, en thans toekomt aan [appellant] , en dat dit recht in ieder geval omvat: het recht van de eigenaar van het heersend erf (en van zijn huurders en van aan die huurders gelieerde personen) om op het dienend erf te mogen laden en lossen, alsmede het recht van weg om over dat dienend erf te voet, per (brom)fiets, motor, auto of ander voertuig te komen en te gaan.
4. de VvE veroordeelt tot vergoeding van de door [appellant] geleden en nog te lijden schade als gevolg van jegens hem door de VvE gepleegde onrechtmatige gedragingen, welke gedragingen inbreuk hebben gemaakt en/of maken op rechten van eigendom en/of erfdienstbaarheid van [appellant] , en welke schade onder andere bestaat uit gederfde en/of nog te derven huurinkomsten, nader op te maken bij staat.
Subsidiair:
de inhoud van de rechten van erfdienstbaarheid van [appellant] als eigenaar van de percelen [nummer 15] , [nummer 5] en [nummer 14] als heersend erf ten opzichte van de percelen [nummer 10] , [nummer 17] en [nummer 18] als dienende erven in goede justitie vaststelt.
de VvE veroordeelt tot vergoeding van de door [appellant] geleden en nog te lijden schade als gevolg van jegens hem door de VvE gepleegde onrechtmatige gedragingen, welke gedragingen inbreuk hebben gemaakt en/of maken op rechten van eigendom en/of erfdienstbaarheid van [appellant] , en welke schade onder andere bestaat uit gederfde en/of nog te derven huurinkomsten, nader op te maken bij staat.
Zulks met veroordeling van de VvE in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Ten gunste van zijn percelen zijn er primair door vestiging en subsidiair door verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring erfdienstbaarheden ontstaan ten laste van de percelen [nummer 10] , [nummer 17] en [nummer 18] . Deze percelen vormen sinds jaar en dag voor zowel (de rechtsvoorganger van) [appellant] als zijn huurders, de ontsluitingen naar de [laan] respectievelijk de [passage] en worden als parkeer-, laad- en losgelegenheid gebruikt. In elk geval heeft een deel van deze ontsluiting (van perceel [nummer 5] over perceel [nummer 10] ) als buurweg te gelden. De VvE heeft zich zodanig gedragen dat de huurder van het magazijn is overgegaan tot opzegging van de huurovereenkomst, waarmee zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] . De dientengevolge geleden schade dient door de VvE te worden vergoed.
3.2.3.De VvE heeft in conventie verweer gevoerd. In reconventie heeft de VvE gevorderd dat de rechtbank:
1. voor recht verklaart dat de op 1 december 1988 door inschrijving van de akte van 28 oktober 1988 gevestigde erfdienstbaarheid, inhoudende:
“het recht van de eigenaar van het heersend erf om een auto te mogen parkeren op het lijdend erf alsmede het recht van weg om via de [laan] met de auto te komen en te gaan van en naar even bedoelde parkeerplaats -welke parkeerplaats gemarkeerd mag worden, daaronder begrepen liet plaatsen van een parkeeraaltje- en de parkeerplaats gelegen naast de ten behoeve van de heer [derde 1] te bouwen garage, alsmede de garage zelf zoals aangegeven op een aan de akte te hechten tekening.”
aan de eigenaar van het heersende erf (perceel [nummer 5] ) niet meer rechten toekent dan:
• één auto op het dienend erf (perceel [nummer 10] ) te mogen parkeren;
• over het dienend erf (perceel [nummer 10] ) met de auto van de onderdoorgang aan de [laan] te mogen gaan en komen - dus niet stilstaan - naar:
1. die (ene) parkeerplaats (op het dienend erf, perceel [nummer 10] ),
2. de parkeerplaats gelegen naast de garage (op het heersend erf, perceel [nummer 5] ),
3. de garage zelf (op het heersend erf, perceel [nummer 5] ).
2.
Primair:
A. de op 1 december door inschrijving van de akte van 28 oktober 1988 gevestigde erfdienstbaarheid (zoals hiervoor weergegeven, hof)
zal opheffen, nu de eigenaars van het heersend erf (perceel [nummer 5] ) geen redelijk belang meer bij de uitoefening daarvan hebben en het redelijk belang daarbij ook niet zal terugkeren.
B. De tussen partijen op 22 oktober 2009 overeengekomen vaststellingsovereenkomst zal ontbinden, althans zal verklaren voor recht dat deze geen werking meer heeft.
Subsidiair: voor het geval het hiervoor onder sub 2. primair gevorderde niet zal kunnen worden toegewezen, gedaagden [appellant] , in hun hoedanigheid van eigenaars van perceel [nummer 10] , hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100,00, voor iedere gebruik dat door [appellant] en hun huurders, onderhuurders, gebruikers, daar werkzame personen, leveranciers, afnemers en bezoekers van het heersend erf (perceel [nummer 5] ), van het perceel van de VvE (perceel [nummer 10] ) wordt gemaakt - anders dan in het kader van de bij de akte van 28 oktober 1988 ten behoeve van het heersend erf (perceel [nummer 5] ) en ten laste van het lijdend erf (perceel [nummer 10] ) gevestigde erfdienstbaarheid, om op het lijdend erf één auto te mogen parkeren, alsmede het recht van weg om via de [laan] met de auto te komen en te gaan van en naar even bedoelde parkeerplaats, de parkeerplaats gelegen naast de garage op het heersend erf en de garage op het heersend erf - onder welk verbod ook zal zijn begrepen het te voet betreden van het lijdend erf, het met de fiets of andere tweewielige (motor)voertuigen komen op het lijdend erf, het doen van opslag op het lijdend erf, het laden en lossen op het lijdend erf en ieder ander gebruik van het lijdend erf dat niet aan [appellant] in hun hoedanigheid van eigenaars van perceel [nummer 10] , als heersend erf, is toegekend.
En, in conventie en reconventie:
[appellant] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van het geding, met rente en nakosten.
3.2.4.Aan deze vordering heeft de VvE, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
De inhoud van de erfdienstbaarheid blijkt duidelijk uit de akte van 28 oktober 1988 en moet niet op de door [appellant] gestelde wijze worden uitgelegd. De rechtsvoorgangers van [appellant] en de VvE hebben onderhandeld over de te vestigen erfdienstbaarheid waarna deze is vastgelegd in de akte. De uitleg dient dan ook aan de hand van de bewoordingen in deze akte te geschieden. [appellant] heeft geen redelijk belang meer bij uitoefening van de erfdienstbaarheid omdat hij en de huurders het onroerend goed zowel via de [straat 2] als via de [passage] kunnen bereiken en het laden en lossen ten behoeve van de bevoorrading via de [straat 2] kan geschieden. De VvE heeft belang bij opheffing van de erfdienstbaarheid nu deze tot overlast leidt. Indien de erfdienstbaarheid wordt opgeheven is de op 23 oktober 2009 tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst zonder doel. Dit rechtvaardigt de ontbinding van die overeenkomst. Voor het geval de gevorderde opheffing niet worden toegewezen, heeft de VvE er – gelet op eerdere schendingen – belang bij dat [appellant] en de zijnen een dwangsom verbeuren elke keer dat zij de erfdienstbaarheid in strijd met de strekking ervan uitoefenen.
3.2.5.[appellant] heeft de vordering in reconventie betwist.