In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een notaris in het kader van een beëindiging van een geregistreerd partnerschap. Appellant, die in eerste aanleg eiser was, heeft in hoger beroep de notaris aangesproken op schadevergoeding. De zaak is ontstaan na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen appellant en zijn ex-partner, waarbij geen partnerschapsvoorwaarden waren opgesteld, wat leidde tot een wettelijke gemeenschap van goederen. Na de ontbinding is er een beëindigingsovereenkomst gesloten, maar de notaris heeft nagelaten om te informeren naar eventuele nalatenschappen, wat appellant later benadeelde. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van appellant afgewezen, omdat er volgens hem geen harde verplichting was voor appellant om een bedrag aan zijn ex-partner te betalen. In hoger beroep heeft het hof de grieven van appellant gegrond verklaard en vastgesteld dat de notaris niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Het hof oordeelt dat de notaris had moeten navragen naar de omvang van de te verdelen gemeenschap, inclusief eventuele nalatenschappen. Het hof laat appellant toe om bewijs te leveren dat zijn ex-partner, indien zij op de hoogte was geweest van haar aandeel in de nalatenschap, akkoord zou zijn gegaan met de toebedeling aan appellant zonder aanspraak te maken op enige verrekening. De beslissing in hoger beroep houdt in dat de notaris aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die appellant heeft geleden als gevolg van de beroepsfout van de notaris.