Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Impact Retail B.V.,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 20 december 2016 in het incident;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel;
- de akte van curatoren van 25 april 2017;
- de antwoordakte van LaSer van 23 mei 2017.
6.De verdere beoordeling
- de klant koopt een zaak bij Impact,
- LaSer betaalt de prijs aan Impact,
- de klant betaalt de lening in de loop van de tijd terug aan LaSer.
LaSer betaalt in dat kader onder voorwaarden provisie aan Impact.
“Indien na beëindiging van deze overeenkomst geen onderlinge regeling met betrekking tot de financiële afwikkeling is bereikt, zullen Partijen een onafhankelijke derde aanwijzen, die vervolgens voor beide Partijen een bindend advies zal uitbrengen.”In art. 16.11 is bepaald
: “Alle geschillen die naar aanleiding van deze Overeenkomst of de daaruit voortvloeiende overeenkomsten mochten ontstaan, zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te ’s-Hertogenbosch.”
“(…) Anders gezegd: mocht ter zake de tegenvordering geen overeenstemming worden bereikt, dan heeft het geen zin over een deel-onderwerp overeenstemming trachten te bereiken. U zult in dat geval namelijk tot dagvaarding moeten overgaan en in het kader van de procedure kunnen wij het verschil – ook al is dat niet bijzonder groot – net zo eenvoudig ter beslechting aan de rechter voorleggen.”
“Curatoren hebben geen behoefte aan een bindend advies. Ingeval u daar wel behoefte aan heeft, verzoek ik u mij binnen tien dagen na heden de namen van een drietal onafhankelijke derden te geven (…). Ingeval ik binnen die termijn geen namen van u heb ontvangen, ga ik er vanuit dat u evenmin behoefte hebt aan een bindend advies. In dat geval zal ik zo spoedig mogelijk tot dagvaarden overgaan. (…) Het is onduidelijk in hoeverre deze bepaling [art. 16.11, hof] zich verhoudt tot die van art. 16.8 ter zake het bindend advies. Ik ontvang daar graag uw antwoord op ingeval u kiest voor een bindend adviseur.”
“tot dagvaarden moeten overgaan”en
“aan de rechter voorleggen”in de e-mail van 24 mei 2012 zijn geschreven om een keuze te maken voor een gerechtelijke procedure en om afstand te doen van bindend advies. Het gaat in de context alleen om een beschrijving van een vervolgstap (het behandelen van openstaande kwesties in één procedure) indien het overleg niet zou leiden tot een minnelijke regeling. Curatoren hebben niets gesteld waaruit volgt dat er toen sprake was van het al dan niet vragen van een bindend advies of dat zij anderszins redelijkerwijs een keuze wat betreft het (afzien van) bindend advies hebben mogen afleiden uit de e-mail van 24 mei 2012. In de e-mail van 1 juni 2012 gaat het om uitlatingen van curatoren. Deze uitlatingen, in samenhang met de e-mail van 24 mei 2012 en het uitblijven van een reactie, zijn onvoldoende om aan te kunnen nemen dat partijen de overeenkomst op het punt van het bindend advies hebben gewijzigd of van art. 16.8 afstand hebben gedaan. Curatoren hebben dat redelijkerwijs niet mogen afleiden uit het uitblijven van een reactie van LaSer op de hierboven geciteerde uitlatingen in de e-mail van 1 juni 2012. Curatoren hebben ook overigens geen feiten of omstandigheden gesteld die ertoe leiden dat het beroep op art. 16.8 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.