ECLI:NL:GHSHE:2018:4673

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
200.231.692_01 en 200.231.738_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie en de echtscheiding tussen partijen. De man, appellant, heeft op 19 januari 2018 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 oktober 2017, waarin onder andere de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De vrouw, verweerster, heeft op 17 april 2018 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 november 2018, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

Partijen zijn op 30 oktober 2009 te Curaçao met elkaar gehuwd. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de echtscheiding uitgesproken. De man heeft aanvankelijk verzocht om de gehele beschikking te vernietigen, maar heeft dit verzoek later gewijzigd en verzocht om slechts gedeeltelijke vernietiging, met uitzondering van de beslissing omtrent de echtscheiding.

Tijdens de mondelinge behandeling is het verzoek van de man met betrekking tot de echtscheiding besproken. Het hof constateert dat de man zijn oorspronkelijke grief tegen de echtscheiding niet langer handhaaft. Partijen hebben het hof verzocht om een beslissing te geven over de echtscheiding, zodat de echtscheidingsbeschikking kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof heeft het verzoek van de man ter zake de echtscheiding afgewezen en de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant bekrachtigd. De overige geschilpunten zullen in een latere beschikking worden behandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 15 november 2018
Zaaknummer: 200.231.692/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/323397 / FA RK 17-3566
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R.H. Ebbeng,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H.A.H.M. Albrecht.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 oktober 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 19 januari 2018 in hoger beroep gekomen van de voormelde beschikking van 19 oktober 2018.
2.2.
De vrouw heeft op 17 april 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 6 november 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op 30 oktober 2009 te Curaçao met elkaar gehuwd.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De man kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen.
4.2.
De man heeft bij zijn beroepschrift verzocht de gehele beschikking te vernietigen, derhalve ook de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de echtscheiding.
Bij brief van zijn advocaat aan het hof van 24 oktober 2018, ingekomen op 26 oktober 2018, heeft de man zijn verzoek gewijzigd en verzocht de bestreden beschikking slechts gedeeltelijk te vernietigen, onder meer niet meer ter zake de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de echtscheiding.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Het verzoek van de man in hoger beroep met betrekking tot de echtscheiding, zoals gewijzigd bij brief aan het hof van 24 oktober 2018, ingekomen ter griffie van het hof op 26 oktober 2018, is met partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling besproken. Het hof constateert, zoals ook reeds af te leiden uit de eerder genoemde brief van de zijde van de man van 24 oktober 2018, dat de man zijn oorspronkelijk in het hoger beroepschrift geformuleerde grief tegen de echtscheiding niet langer handhaaft.
5.2.
Partijen hebben het hof ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verzocht een beslissing te geven met betrekking tot de echtscheiding, zodat zij thans kunnen overgaan tot het inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
5.3.
Het hof zal aan voormeld verzoek voldoen zoals in het dictum van deze beschikking is weergegeven. De overige tussen partijen in appel aan de orde zijnde geschilpunten zal het hof bij latere beschikking beslissen en in zoverre zal het hof de zaak voor het overige aanhouden.

6.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de man ter zake de echtscheiding af en bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 oktober 2017 ter zake de uitgesproken echtscheiding;
houdt de zaak voor het overige aan om te beslissen in een nadere beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis. H. van Winkel en
H.J. Witkamp en is op 15 november 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier