[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in het verleden regelmatig getuige geweest van huiselijk geweld, waarbij de moeder zowel fysiek als psychisch werd mishandeld door [de vader van kind 1 en kind 2] , de vader van [kind 1] en [kind 2] . Als gevolg van deze negatieve ervaringen zijn bij hen (evenals bij [kind 1] en [kind 2] ) emotie- en spanningsregulatieproblemen geconstateerd. Bij (in ieder geval) [minderjarige 1] is sprake van PTSS. Door het belaste verleden heeft ieder gezinslid een eigen ‘rugzakje’ en is sprake van een verstoorde gezinsdynamiek. Het vertrouwen in elkaar en anderen dient hersteld te worden.
[de vader van kind 1 en kind 2] is al enige tijd uit beeld, hetgeen meer rust in het gezin heeft gebracht. In augustus 2018 is evenwel de nieuwe partner van de moeder, [partner van de moeder] , bij het gezin ingetrokken en afgewacht moet worden of [partner van de moeder] in pedagogisch opzicht voldoende bij de jongens kan aansluiten en of de jongens, gelet op hun loyaliteit jegens de moeder, in staat zijn om zaken waar zij in het nieuw samengestelde gezin tegenaan (zullen) lopen, openlijk bespreekbaar te maken.
Voor [minderjarige 1] geldt dat hij nog steeds ernstige gedragsproblemen op school laat zien. De school heeft inmiddels aangegeven dat zij zich ten aanzien van [minderjarige 1] sterk handelingsverlegen voelt.
Hij zoekt altijd de strijd op. Behalve dat [minderjarige 1] nog steeds last heeft van emotie- en spanningsregulatieproblemen en bij hem PTSS is gediagnosticeerd, is er bij hem ook sprake van een autisme spectrum stoornis (ASS); de hulpverlening voor [minderjarige 1] is voor een deel op zijn ASS-problematiek gericht.
Bij [minderjarige 2] is aanvankelijk vastgesteld dat er sprake was van PTSS. Het Traumacentrum heeft deze diagnose evenwel (nog) niet kunnen bevestigen omdat zijn klachten op dit moment met name reactief lijken te zijn op de thuissituatie. Vooralsnog wordt voor hem ingezet op ambulante hulpverlening vanuit Xonar ten behoeve van de emotie- en spanningsregulatieproblemen, de ouder-kindrelatieproblematiek en de verstoorde gezinsdynamiek.
Een ander punt van zorg is dat de omgang tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds wisselend verloopt. De GI heeft onweersproken aangevoerd dat, hoewel de moeder daarin inmiddels wel meer sturend optreedt, de kinderen nog steeds zelf bepalen of zij wel of niet naar de vader gaan. Bij de vader lijkt nog steeds sprake van handelingsverlegenheid ten aanzien van de jongens.
De zorgen over de kinderen die er bij de aanvang van de ondertoezichtstelling waren, zijn derhalve nog niet verdwenen. De ambulante hulpverlening die vanuit Xonar wordt ingezet ter verbetering van de verstoorde gezinsdynamiek en de omgang tussen de twee jongens en de vader, is nog maar relatief recent, in mei 2018 gestart. Het is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van belang dat het vertrouwen tussen de gezinsleden onderling (en in anderen) weer wordt hersteld, dat op een positieve manier met elkaar kan worden gecommuniceerd, dat zij in een voorspelbare en stabiele opvoedingsomgeving verkeren waar zij met voldoende regels en begrenzing worden aangestuurd, alsmede dat zij een structureel en goed contact met de vader hebben. De doelstellingen van de ondertoezichtstelling, die hier voor een groot deel op zijn gericht, zijn in zoverre nog onvoldoende behaald.