ECLI:NL:GHSHE:2018:4569

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
200.231.099_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Begeleide omgangsregeling tussen vader en kind na scheiding met aandacht voor verslavingsproblematiek en opvoedingssituatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoeken tot gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met zijn kind zijn afgewezen. De vader, die onder beschermingsbewind staat en begeleiding ontvangt van verslavingszorg, heeft verzocht om een begeleide omgangsregeling met zijn kind, terwijl de moeder zich verzet tegen deze verzoeken. De rechtbank had eerder een raadsonderzoek gelast en een voorlopige omgangsregeling onder begeleiding vastgesteld. De vader heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zijn alcohol- en drugsproblematiek heeft overwonnen en dat hij graag contact met zijn kind wil opbouwen. De moeder heeft echter bezorgdheid geuit over de stabiliteit van de vader en de impact van zijn verleden op de omgang. Het hof heeft besloten om een aanvullend raadsonderzoek te gelasten om de mogelijkheden voor een begeleide omgangsregeling te onderzoeken, met aandacht voor de draagkracht van beide ouders en de opvoedingssituatie van het kind. De behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van de raadsrapportage, met een pro forma datum vastgesteld op 1 maart 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 1 november 2018
Zaaknummer: 200.231.099/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/218704 / FA RK 16-981
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. H. Ravenshorst,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.F.A. Bronneberg.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 6 oktober 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 januari 2018, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog zijn verzoeken in primo toe te willen wijzen met dien verstande dat hij toewijzing van die verzoeken mogelijk acht na een opstartperiode van de omgang met [de minderjarige] in de vorm van begeleide omgang, althans dat het hof een beslissing neemt die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 februari 2018, heeft de moeder verzocht de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit te ontzeggen als onjuist, ongegrond en/of niet bewezen, met veroordeling van de vader in de kosten van het hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2018. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord.
Namens de raad is [vertegenwoordiger van de raad] gehoord.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg van 8 juli 2016 en 11 juli 2017;
  • de ter zitting door de advocaat van de vader overgelegde pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben van medio 2013 tot september 2015 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is geboren:
- [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [de minderjarige] erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over [de minderjarige] uit.
Nadat partijen hun relatie hadden verbroken, heeft er geen contact meer tussen de vader en [de minderjarige] plaatsgevonden.
3.2.1.
De vader heeft de rechtbank verzocht om:
  • te bepalen dat hij voortaan met de moeder het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] zal uitoefenen;
  • vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] , inhoudende dat:
o hij [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen op vrijdagmiddag 15.00 uur ophaalt en hem op zondag 17.00 uur terugbrengt;
o [de minderjarige] minimaal twee weken in de zomervakantie bij hem verblijft;
o [de minderjarige] het ene jaar gedurende de Kerstdagen bij hem verblijft en het andere jaar met Oud en Nieuw;
o althans dat de rechtbank een regeling vaststelt die de rechtbank juist acht.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om afwijzing van deze verzoeken.
3.2.2.
De rechtbank heeft vervolgens twee tussenbeschikkingen gegeven, waarbij de rechtbank:
  • op 21 juli 2016 een raadsonderzoek heeft gelast;
  • op 27 januari 2017 heeft bepaald dat de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van Xonar of Axnaga (BOR-regeling) waarbij de invulling van de BOR wordt overgelaten aan Xonar of Axnaga.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader afgewezen.
De rechtbank heeft daartoe, kort samengevat, overwogen geen mogelijkheden te zien voor omgang tussen de vader en [de minderjarige] . Datzelfde geldt voor het verzoek van de vader tot het gezamenlijk uitoefenen van het ouderlijk gezag. De vader heeft niet willen meewerken aan het tot stand brengen van een begeleide omgangsregeling. De vader wil contact, maar hij wil er niet in investeren, aldus de rechtbank.
3.4.1.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn appelschrift voert hij, kort samengevat, het volgende aan.
In 2016 is de vader onder beschermingsbewind geplaatst. De vader krijgt al langere tijd begeleiding vanuit verslavingszorg Tactus in [vestigingsplaats] . In de herfst van 2017 kreeg de vader een maagzweer. Met behulp van de huisarts en Tactus is de vader zijn biergebruik gaan afbouwen. De medicijnen voor zijn maagzweer gaan niet samen met alcohol. De vader blowt niet meer.
De begeleide omgang via Xonar zou minimaal een half jaar om de veertien dagen plaatsvinden in [plaats] . De retourkosten bedragen € 50,- per keer en de vader kan dit niet betalen. Het leefgeld dat de vader ontvangt van zijn bewindvoerder bedraagt € 50,- per week.
De vader wil [de minderjarige] graag zien en zijn vaderrol innemen. Hij heeft verdriet dat hij [de minderjarige] zolang niet heeft gezien. De vader zal in overleg met zijn bewindvoerder proberen een bedrag te reserveren dat kan worden aangewend als hij eventueel begeleide omgang met [de minderjarige] zou hebben.
De vader heeft geen bedreigende apps naar de moeder gestuurd.
Ervan uitgaande dat de vader zijn alcohol- en wietprobleem de baas is geworden en hij alles op alles wil zetten om toch het contact met [de minderjarige] op te bouwen, acht hij het in het belang van [de minderjarige] dat hij zijn vader leert kennen. Er behoeven geen redenen te zijn dat [de minderjarige] klem- of verloren raakt indien de vader gezamenlijk gezag met de moeder heeft.
3.4.2.
Ter zitting van het hof heeft de vader verklaard dat hij een periode van machteloosheid en depressie heeft doorgemaakt. In oktober 2017 heeft hij voor het laatst softdrugs gebruikt. De advocaat van de vader heeft toegezegd dat zij de vader onder haar hoede zal nemen zodat de vader meer individuele hulp krijgt, bijvoorbeeld in de vorm van een in te stellen mentorschap. Verder is inmiddels een verzoek ingediend om een andere bewindvoerder te benoemen inzake zijn beschermingsbewind.
De vader ondersteunt een eventueel door het hof te gelasten raadsonderzoek naar de mogelijkheden van een BOR-traject tussen hem en [de minderjarige] .
3.5.1.
De moeder heeft in haar verweerschrift, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Tijdens de relatie zijn de moeder en [de minderjarige] blootgesteld aan huiselijk geweld en zijn zij gevlucht naar [plaats] . Het alcohol- en drugsgebruik van de vader speelt hierin een grote rol. De vader onderbouwt niet dat hij onder begeleiding is van Tactus. De moeder kent de vader alleen als zorgmijder met alle gevolgen van dien.
Doorgaans wordt bij een bewindvoering de betaling van kosten in het kader van de omgang geregeld. Het is onduidelijk of bij een eventuele nieuwe omgang het zogenaamde vervoersprobleem is opgelost.
Uit de rapportage van Xonar blijkt dat de vader een aantal malen heeft gezegd dat hij niet wil meewerken aan een BOR-regeling, dat hij boos werd en de verbinding heeft verbroken. De vader heeft gezegd dat hij afstand doet van [de minderjarige] . Dit toont opnieuw aan hoe moeilijk het is om met hem te communiceren en dat hij nog steeds geen stabiele indruk maakt.
De stabiele en veilige basis voor omgang ontbreekt.
3.5.2.
Ter zitting heeft de moeder zich primair op het standpunt gesteld dat alle verzoeken van de vader moeten worden afgewezen en heeft zij zich verzet tegen een eventueel door het hof te gelasten raadsonderzoek. Desgevraagd heeft de moeder verklaard dat [de minderjarige] niet weet wie zijn vader is. Indien er wederom een BOR-traject zal worden gestart, zal de moeder hieraan haar medewerking verlenen en [de minderjarige] een dag of week voorafgaand aan de start van het traject informeren over zijn vader. De moeder heeft [de minderjarige] wel eens een foto van zijn vader laten zien, maar [de minderjarige] toont hierin geen interesse.
3.6.
De raad heeft ter zitting verklaard dat er in het jaar 2016 vanuit [de minderjarige] geen belemmeringen waren om het contact met zijn vader aan te gaan. Het is altijd goed voor een kind om contact met beide ouders te hebben, mits dit rustig, veilig en stabiel verloopt en bovendien van duurzame aard is. Het zou schadelijk voor [de minderjarige] zijn indien er een BOR-traject wordt opgestart dat uiteindelijk niet leidt tot een daadwerkelijke bestendige omgangsregeling tussen hem en zijn vader. Het zou goed zijn als er iemand naast de vader staat die hem helpt en begeleidt, zoals een mentor. Volgens de raad kan de moeder ook hulp gebruiken. Het netwerk van beide ouders zorgt voor verstoringen. De raad betwijfelt of een BOR-traject haalbaar is, omdat er nog teveel onduidelijkheden en risicofactoren bestaan: op praktisch en financieel gebied, maar ook het gebrek aan actuele informatie over het persoonlijk functioneren van de vader geeft de raad reden tot twijfel. Er moet eerst een duidelijk plan komen.
Het hof overweegt als volgt.
Ontvankelijkheid van de vader in hoger beroep
3.7.
In haar verweerschrift heeft de moeder betoogd dat de vader vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep. Ter zitting van het hof is de moeder hierop teruggekomen en heeft zij het hof medegedeeld dat dit standpunt als niet geschreven mag worden beschouwd.
Het hof zal de vader ontvankelijk verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.
Verzoeken van de vader inzake gezag en omgang
3.8.1.
Zoals ter zitting met beide ouders en de raad besproken, wenst het hof nader geïnformeerd te worden alvorens tot een verantwoorde beslissing te kunnen komen. Het hof ziet op grond van de huidige feiten en omstandigheden – daarbij de uitspraak van de Hoge Raad van 17 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:91) in acht nemend – voldoende aanleiding voor het gelasten van een (aanvullend) raadsonderzoek naar de (on)mogelijkheden van een begeleid contactherstel (BOR-traject) tussen de vader en [de minderjarige] , zodat kan worden bezien of de huidige situatie nog kan worden doorbroken. Hiervoor is het noodzakelijk dat onderzocht wordt of de vader in staat kan worden geacht om op verantwoorde wijze invulling te geven aan eventuele begeleide contactmomenten met [de minderjarige] . Op dit moment is het hof daarvan (nog) niet overtuigd. Voor zover de vader een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, is dit voor het hof onvoldoende duidelijk geworden nu de vader zijn stellingen daaromtrent niet heeft onderbouwd met stukken. Zo is niet duidelijk welke vormen van hulpverlening hij ontvangt en wat daarvan de resultaten zijn (geweest), waardoor er onvoldoende zicht is op zijn functioneren, zijn verslavingsproblematiek (drugs en/of alcohol), emotionele stabiliteit en draagkracht. Daarnaast is er op dit moment ook onvoldoende zicht op de opvoedingssituatie bij de moeder. Zo is niet duidelijk of en zo ja op welke wijze de moeder bijdraagt aan een beeld van de vader bij [de minderjarige] en of er daardoor of anderszins belemmeringen zijn voor een BOR-traject.
Daarnaast heeft het hof ter zitting geconstateerd dat ook de (familie)netwerken van de vader en de moeder een rol spelen in de problematiek van de ouderrelatie.
De raad heeft toegezegd het onderzoek uit te voeren. Het hof verwacht van beide ouders dat zij hieraan hun medewerking zullen verlenen.
3.8.2.
Het hof zal de raad verzoeken een (aanvullend) onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden van
begeleideomgang (BOR) en de draagkracht van ieder der ouders ter zake en verzoekt de raad de volgende onderzoeksvragen te beantwoorden:
a. Wat zijn de feitelijke (on)mogelijkheden om een BOR-traject tussen de vader en [de minderjarige] uit te voeren, met het oog op:
  • de reisafstand tussen de ouders en de mogelijkheden voor de vader de BOR-regeling vanuit praktisch en financieel oogpunt na te komen (bijv. kan de bewindvoerder van de vader budget vrijmaken om het vervoer mogelijk te maken?)
  • de voortgang en geboekte resultaten naar aanleiding van de individuele hulpverlening aan de vader en zijn algehele persoonlijk functioneren (emotionele stabiliteit en draagkracht) en in het bijzonder of de vader zijn verslavingsproblematiek (drugs en/of alcohol) heeft overwonnen;
Wordt de vader maar ook de moeder gesteund door zijn of haar (familie) netwerk en kan dit netwerk bijdragen, zowel mentaal als op praktisch gebied, aan de uitvoering van de BOR-regeling en, indien er sprake van zal zijn in de toekomst, aan de uitvoering van een structurele omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] ?
Welk vaderbeeld leeft er nu bij [de minderjarige] en welk aandeel draagt de moeder hierin? Indien dit vaderbeeld geheel afwezig is, is de moeder in staat [de minderjarige] statusvoorlichting te geven over zijn vader en de begeleide contacten tussen [de minderjarige] en zijn vader te ondersteunen? Zo nee, welke hulpverlening dient zij hiervoor te krijgen?
Zijn er tijdens het onderzoek nog feiten en omstandigheden met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [de minderjarige] naar voren gekomen die in de optiek van de raad van belang zijn voor de in deze door het hof te nemen beslissing inzake de verzoeken die voorliggen met betrekking tot de begeleide omgangsregeling en het ouderlijk gezag?
3.8.3.
Het hof houdt de behandeling van de zaak voor een termijn van vier maanden aan in afwachting van de raadsrapportage. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad. Zo nodig zal het hof een tweede mondelinge behandeling bepalen.
3.8.4.
Iedere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.8.2. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 1 maart 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, J.C.E. Ackermans-Wijn, A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2018 in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier
.