Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
[datum 2] 2016 opgericht. De splitsende rechtspersoon – [K] B.V. – is bij splitsing niet opgehouden te bestaan. De aandeelhouders van [K] B.V. – [G] B.V. en [H] B.V – zijn van rechtswege voor 75% respectievelijk 25% houder van de geplaatste aandelen van belanghebbende geworden.
Motivering van deze beslissing
29 maart 2016 aan [A] gestuurd welke brief, volgens eerstgenoemde, kan dienen als leidraad respectievelijk agenda voor het hoorgesprek. Voor zover in de onderhavige procedure relevant is in deze brief het volgende opgenomen:
Op 29 april 2016 heeft [A] een e-mailbericht met de navolgende inhoud aan [C] verzonden:
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Voor deze rechtspersonen moet de fusie of splitsing op basis van bedrijfseconomische motieven, zoals een duurzame rationalisatie of herstructurering van de activiteiten, zijn ingegeven. Aandeelhoudersmotieven kunnen daaraan niet bijdragen. Indien de activiteiten van de splitsende rechtspersoon bij voorbeeld worden gesplitst in beleggingen en ondernemingsactiviteiten, zal de splitsing in het algemeen niet zijn ingegeven door bedrijfseconomische motieven van de bij de splitsing betrokken rechtspersonen, doch veelal door aandeelhoudersmotieven, zoals het beperken van het aansprakelijk vermogen voor de ondernemingsactiviteiten. Aandeelhoudersmotieven kunnen voorts bij voorbeeld aanwezig zijn indien de afsplitsing plaatsvindt met het oog op de verkoop van een gedeelte van de onderneming die door de splitsende rechtspersoon wordt gedreven. Dit kan zowel het gedeelte van de onderneming zijn dat op een verkrijgend lichaam overgaat als, in geval van een afsplitsing, de onderneming die de splitsende rechtspersoon behoudt. Natuurlijk kunnen in deze situaties aandeelhoudersmotieven in het algemeen slechts een rol spelen ingeval een aandeelhouder of een samenwerkende groep van aandeelhouders doorslaggevende zeggenschap heeft in de splitsende dan wel de verdwijnende rechtspersoon. In de situatie dat de splitsing wordt ingegeven door aandeelhoudersmotieven, zullen de doorschuiffaciliteiten noch aan de aandeelhouders noch aan de bij de splitsing betrokken rechtspersonen worden verleend.’
Dit brengt het Hof tot de conclusie, dat, bezien vanuit het perspectief van [K] B.V. en belanghebbende, een overdracht van de onroerende zaken, waarbij ter zake van de verkrijging van die onroerende zaken door belanghebbende overdrachtsbelasting wordt geheven, niet in de weg stond aan de herstructurering of de rationalisering van de actieve werkzaamheden van [K] B.V. (door de samenvoeging met die van [J] B.V.).
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.