Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 9 januari 2018;
- de brief van 21 februari 2018 van [appellante] met de producties 1 tot en met 5;
- de brief van 19 maart 2018 van het Ziekenhuis met productie 7;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 28 maart 2018;
- de memorie na comparitie van [appellante] van 29 mei 2018 (gelijkluidend aan een zich ook bij de processtukken bevindende memorie na comparitie van [appellante] van 26 juni 2018);
- de memorie na comparitie van het Ziekenhuis van 26 juni 2018;
- de antwoordmemorie na comparitie van [appellante] van 24 juli 2018;
- de antwoordmemorie na comparitie van het Ziekenhuis van 24 juli 2018.
6.De verdere beoordeling
(…) Zoals ik in mijn eerste rapportage van 7 augustus 2008 op pagina 4 bij vraag 7 heb geschreven is het bij een moeilijke ingreep in de achterste halsdriehoek van belang om de nervus accessorius op te zoeken. Indien de lymfeklier echter gemakkelijk kan worden vrijgeprepareerd is dit niet nodig. Ik verwijs hier ook nog naar mijn antwoord op vraag 4, pagina 3 van mijn nadere rapportage van 7 februari 2013.
(…) De meest gebruikte chirurgische handboeken (…) geven geen richtlijnen hoe te handelen bij een lymfeklier excisie in de achterste halsdriehoek. Literatuur “search” geeft eveneens geen eenduidig beeld over de aanbeveling of de zenuw bij elke ingreep nu wel of niet visueel dan wel functioneel dient te worden geïdentificeerd. London et-al (…) stellen;”We recommend (…) and use of a disposable nerve stimulator ( = functionele detectie). It is important that the SAN is identified and meticulously preserved during the operation”. Anderen w.o. Midwinter et-al hechten veel meer belang aan functionele detectie tijdens de ingreep door gebruik van een Neurosign nerve monitor, hierdoor wordt de operateur gewaarschuwd als hij ‘in de buurt komt’ van de n. accessorius (…). De eerder aangehaalde publicatie van Nason (…) is (…) veelzeggend: “Whether the nerve needs to be identified in all cases has to be INDIVIDUALIZED and requires careful judgment”.
(…) Tijdens de operatie van 3 april 2006 is de nervus accessorius beschadigd met als gevolg volledige uitval van de musculus trapezius. Het heffen van de arm, 180 graden verticaal, is dan niet meer mogelijk. Ik leg een kopie over uit (…). Daarin ziet u een tekening van de achterste halsdriehoek. (…). De tekening geeft de complexe verhouding aan tussen deze zenuw en de in de buurt liggende klieren.
(…) Wat ik mij van de operatie herinner is dat deze langer heeft geduurd dan ik van te voren had ingeschat. Normaal gesproken voer ik zo’n lymfeklierexcisie in 10 tot 15 minuten uit. Ik schat dat het in dit geval zo’n 20 tot 25 minuten heeft geduurd. Met de term “moeizaam” in mijn operatieverslag bedoel ik dat ik de klier niet gemakkelijk na de incisie vond. Ik ben toen zoals gezegd het weefsel stomp gaan spreiden. Vooraf en tijdens de operatie had ik niet de behoefte aan stimulatie van de zenuw, want door de manier van voorzichtig spreiden is de kans geminimaliseerd dat ik de zenuw zou beschadigen. Zou ik in de buurt komen, dan zou ik hem ontdekken. Ik heb niet heel ver gespreid. Daarbij merk ik ook op dat ik, zou ik de nervus accessorius wel hebben opgezocht, op dezelfde wijze gespreid zou hebben.
moeizaam opzoeken van de klier”in het OK-verslag.
maar gelet op de relatie van de lymfeklieren in de achterste halsdriehoek is een nauwe anatomische relatie veelal aanwezig” (rappt. 7/8/08, vragen 3 en 4, p. 2 en 3). Verder vermeldt [kno-arts 2] in dit rapport dat het verloop van de nervus accessorius door de achterste halsdriehoek grillig is (rappt. 7/8/08, p. 3 midden). Ook schrijft hij dat de beste maatregel die een operateur kan nemen om een accessorius letsel te voorkomen is bij een moeilijke ingreep in de achterste halsdriehoek de nervus accessorius op te zoeken (rappt. 7/8/08, vraag 7, p. 4). [kno-arts 2] kan uit de hem ter beschikking gestelde stukken onvoldoende opmerken “
of de KNO-arts zich tijdens de ingreep voldoende heeft ingespannen om de nervus accessorius te identificeren of te sparen” (rappt. 7/8/08, vraag 8, p. 4). Volgens [kno-arts 2] is het niet in alle gevallen noodzakelijk om bij een lymfeklier die oppervlakkig ligt en vrij gemakkelijk te benaderen is de nervus accessorius op te zoeken. Ook bij diepliggende lymfeklieren is dit volgens [kno-arts 2] niet altijd noodzakelijk, maar bij onzekerheid moet de accessorius volgens hem worden opgezocht (rappt. 7/8/08, vraag 9, p. 5).
Ook meldt het verslag bijvoorbeeld niet of er electrocoagulatie in de regio waarin geopereerd werd is gebruikt en of na gebruik van electrocoagulatie zenuwprikkeling is geweest waardoor de nabijheid van de nervus accessorius vermoed mocht worden (…)”
Als het gemakkelijk gaat hoef je zoals gezegd de nervus accessorius niet te detecteren. Maar wordt het lastig en moet je langer en dieper opereren en verder spreiden, dan wordt het risico groter.”Indien het lastiger is om de klier te verwijderen dan van te voren was ingeschat “
dan slaat de balans wel over naar het opzoeken of in ieder geval detecteren van de nervus accessorius”, aldus [kno-arts 2] .
in het algemeengebruikelijk is om bij verwijderingen van een lymfeklier uit de achterste halsdriehoek de nervus accessorius op te sporen en vrij te leggen. Waar het echter om gaat is dat het
in dit gevalwel moest, omdat, kort gezegd, de lymfeklier niet gemakkelijk kon worden verwijderd.