ECLI:NL:GHSHE:2018:4297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
200.113.730_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding na aanrijding met verzekerde van Amlin Corporate Insurance N.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Amlin Corporate Insurance N.V., thans Amlin Europe, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft schadevergoeding die is ontstaan door een aanrijding op 3 februari 2000, waarbij de geïntimeerde, [meisjesnaam geintimeerde], schade heeft geleden door toedoen van een verzekerde van Amlin. Amlin heeft aansprakelijkheid erkend voor de schade, maar er zijn verschillende tussenarresten gewezen die de procedure hebben beïnvloed.

Tijdens de comparitie van 29 juni 2017 heeft de geïntimeerde haar stellingen nader toegelicht, wat aanleiding gaf voor het hof om een meervoudige comparitie aan te bieden. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat een comparitie van partijen dient plaats te vinden ten overstaan van de raadsheren die de beslissing nemen. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door beide partijen over de wens voor een meervoudige comparitie en het opgeven van verhinderdata.

De uitspraak van het hof op 16 oktober 2018 houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rol van 30 oktober 2018 voor verdere uitlating en dat, indien partijen een meervoudige comparitie wensen, deze zal worden gehouden met de betrokken advocaten. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot de volgende rol.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.113.730/02
arrest van 16 oktober 2018
in de zaak van
Amlin Corporate Insurance N.V., thans geheten Amlin Europe,
hierna te noemen: Amlin,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. Chr.H. van Dijk te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,thans geheten [meisjesnaam geintimeerde] ,
hierna te noemen: [meisjesnaam geintimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 12 augustus 2014, 30 augustus 2016, 13 december 2016, 9 mei 2017 en 2 januari 2018 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 132551/HA ZA 04-786 gewezen vonnissen van 22 februari 2006, 28 juni 2006, 27 mei 2009, 29 juli 2009, 21 oktober 2009 en 4 april 2012.

18.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 2 januari 2018;
  • het deskundigenbericht van 5 februari 2018;
  • de memorie na deskundigenbericht van [meisjesnaam geintimeerde] met producties;
  • de antwoordmemorie na deskundigenbericht van Amlin.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

19.De verdere beoordeling

19.1.
De laatste drie tussenarresten
Het gaat in deze zaak kort gezegd om de schade die [meisjesnaam geintimeerde] heeft geleden ten gevolge van de aanrijding op 3 februari 2000 van [meisjesnaam geintimeerde] door een verzekerde van een rechtsvoorgangster van Amlin, voor welke schade Amlin aansprakelijkheid heeft erkend.
Bij tussenarrest van 13 december 2016 heeft het hof de deskundige drs. M.J. van der Eijk van [VDVDE] B.V. (hierna: de deskundige) benoemd en de vraagstelling aan de deskundige geformuleerd. Bij tussenarrest van 9 mei 2017 heeft het hof een comparitie van partijen gelast, van welke comparitie d.d. 29 juni 2017 een proces-verbaal is opgemaakt. Bij tussenarrest van 2 januari 2018 heeft het hof een aanvullend voorschot voor de deskundige bepaald en de zaak naar de rol verwezen voor memorie na deskundigenbericht.
19.2.
De comparitie d.d. 29 juni 2017
Volgens de uitspraak ECLI:NL:HR:2017:3259 en de daarin genoemde uitspraken van de Hoge Raad uit 2014 en 2016 is de hoofdregel dat een comparitie van partijen, die mede tot doel heeft dat de rechter partijen in de gelegenheid stelt hun stellingen toe te lichten, gehouden wordt ten overstaan van de drie raadsheren die het arrest wijzen. In ECLI:NL:HR:2018:976 is geoordeeld dat, indien de door het hof gelaste comparitie mede is benut om partijen in de gelegenheid te stellen hun stellingen toe te lichten, de comparitie in beginsel had dienen plaats te vinden ten overstaan van de drie raadsheren die de beslissing zouden nemen.
In dit geval was de comparitie van partijen ingegeven door een tot dan toe in de procedure onbekend gebleven wijziging in de situatie van [meisjesnaam geintimeerde] sedert 2014 en de vragen die de deskundige daarover aan de raadsheer-commissaris heeft gesteld in het kader van de onderzoeksopdracht. De comparitie van partijen d.d. 29 juni 2017 had niet mede tot doel om partijen in de gelegenheid te stellen om hun stellingen nader toe te lichten. [meisjesnaam geintimeerde] en haar advocaat hebben echter wel enkele stellingen nader toegelicht, zoals blijkt uit het proces-verbaal van comparitie.
Nu in het tussenarrest van 9 mei 2017 niet is bepaald dat de comparitie uitsluitend strekte tot het beproeven van een schikking dan wel het verkrijgen van inlichtingen en [meisjesnaam geintimeerde] de comparitie heeft benut om haar standpunt toe te lichten, ziet het hof gelet op voormelde jurisprudentie aanleiding om alsnog een meervoudige comparitie te houden, voor zover partijen daar behoefte aan hebben. Het gaat er daarbij met name om dat alle drie de raadsheren die de beslissing zullen nemen kennis kunnen nemen van hetgeen door [meisjesnaam geintimeerde] en haar advocaat ter comparitie van 29 juni 2017 is toegelicht en de reactie van Amlin daarop. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat partijen de meervoudige comparitie zullen gebruiken om overigens hun standpunten, die reeds zeer uitgebreid in de memories na deskundigenbericht en in de overige processtukken zijn weergegeven, nog eens te herhalen of nader toe te lichten. Ook is de meervoudige comparitie niet bedoeld om de deskundige opnieuw uit te nodigen.
Indien partijen zullen aangeven dat zij een meervoudige comparitie wensen - ook als één van partijen dat wenst, zal een dergelijke comparitie gehouden worden - zal het hof die gelegenheid mogelijk benutten om partijen nog om nadere inlichtingen te vragen.
Tevens zal de comparitie worden benut om te bezien of in dit stadium van de procedure alsnog een vergelijk tussen partijen getroffen kan worden. Partijen wordt verzocht zich daarop voor te bereiden.
19.3.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor uitlating per H-formulier door beide partijen of zij een meervoudige comparitie als hiervoor bedoeld wensen. Partijen dienen daarbij de verhinderdata op te geven voor de maanden november 2018 tot en met maart 2019, ook als zij geen comparitie wensen. Indien één of beide partijen een meervoudige comparitie wensen, zal het hof een datum daarvoor bepalen.
Indien géén van partijen een comparitie wenst, zal de zaak naar de rol worden verwezen voor arrest.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

20.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 30 oktober 2018 voor uitlating en opgave verhinderdata aan zijde van beide partijen zelf en hun advocaten in de periode november 2018 tot en met maart 2019, een en ander als bedoeld in r.o. 19.3;
bepaalt dat, indien één of beide partijen zullen hebben aangegeven een meervoudige comparitie te wensen, partijen – [meisjesnaam geintimeerde] in persoon en Amlin deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is – vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder r.o. 19.2. vermelde doeleinden;
bepaalt dat het hof, indien één of beide partijen een meervoudige comparitie wensen, na genoemde roldatum dag en uur van de comparitie zal vaststellen;
bepaalt dat deze zaak, indien geen van beide partijen een meervoudige comparitie wenst, na genoemde roldatum verwezen zal worden voor arrest;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, H.AE. Uniken Venema en J.M. Brandenburg en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer
op 16 oktober 2018.
griffier rolraadsheer