ECLI:NL:GHSHE:2018:4209

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
200.199.199_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de waarde van het aandeel van de appellant in de vennootschap en de hoogte van opnamen na 31 december 2008

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de afrekening van een vennootschap onder firma (vof). De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.W. Boer, heeft in principaal hoger beroep een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, Groep B.V., vertegenwoordigd door mr. S. Visser. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 17 april 2018, waarin het hof reeds enkele vragen had geformuleerd voor een deskundigenonderzoek. De appellant heeft opnamen gedaan na 31 december 2008, waarvan de hoogte en de rechtsgrond voor betaling ter discussie staan. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat de appellant onverschuldigd heeft betaald en dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden om de waarde van het aandeel van de appellant in de vennootschap per 31 december 2008 vast te stellen, evenals de hoogte van de opnamen na deze datum. De deskundige, mr. drs. J.R.B.F. Hessels AA, is benoemd om deze vragen te beantwoorden. Het hof heeft verder bepaald dat de kosten van de deskundige door beide partijen gedeeld zullen worden. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.199.199/01
arrest van 9 oktober 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. A.W. Boer te Zeist,
tegen
[Groep B.V.] Groep B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. S. Visser te Hendrik-Ido-Ambacht,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 17 april 2018 in het hoger beroep van het door de rechtbank Middelburg gewezen tussenvonnis van 8 augustus 2012 en het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg onder zaak-/rolnummer 67357 / HA ZA 09-197 gewezen eindvonnis van 9 maart 2016. De nummering van de paragrafen in voormeld tussenarrest van 5 december 2017 zal hierna worden voortgezet.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 17 april 2018;
  • de akte na tussenarrest van [appellant] ;
  • de akte na tussenarrest van [geïntimeerde] ;
  • de antwoordakte na tussenarrest van [appellant] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

9.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
Opnamen na 31 december 2008.
9.1.
In het tussenarrest van 17 april 2018 heeft het hof met betrekking tot de opnamen na 31 december 2008 heeft het hof in 6.22 overwogen:
“ [appellant] voert terecht aan dat opnamen door hem na 31 december 2008 geen invloed hebben op de vaststelling van de uitkering als bedoeld in artikel 14 lid 7 van het vennootschapscontract (hoger beroep-dagvaarding, nr. 41.). Dat neemt niet weg dat een andere rechtsgrond [appellant] tot betaling van opnamen na 31 december 2008 verplicht. Die rechtsgrond vult het hof uit hoofde van artikel 25 Rv ambtshalve aan, namelijk onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:203 BW. Ook [appellant] heeft die mogelijke rechtsgrond al onderkend (hoger beroep-dagvaarding, nr. 42.).
[appellant] erkent per saldo € 2.000,- aan opnamen verschuldigd te zijn en betwist de hoogte van de opnamen voor het overige (hoger beroep-dagvaarding, nr. 49.) . [geïntimeerde] stelt dat € 11.565,45 is opgenomen door [appellant] in 2009 (haar memorie, nr. 37.).
Bij akten kunnen partijen op deze aangevulde rechtsgrond ingaan.”
Het hof blijft bij haar voormelde beslissing om onverschuldigde betaling als rechtsgrond voor de vordering van [geïntimeerde] aan te vullen.
9.2.
[appellant] voert aan dat [geïntimeerde] onvoldoende heeft gesteld met betrekking tot deze rechtsgrond. Anders dan [appellant] is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] met betrekking tot de opnamen na 31 december 2008 voldoende heeft gesteld in haar memorie van antwoord onder nr. 37 en door overlegging van “Historische mutaties grootboek” over 2009 ter zake van de rekening-courant van [appellant] (productie 8).
Deskundigenbericht.
9.3.
In voormeld tussenarrest heeft het hof in 6.23. overwogen dat het nodig is een deskundigenbericht te gelasten omtrent de navolgende vragen:
1) Wat is de waarde in geld van het aandeel van [appellant] in het vermogen van [de vennootschap] per 31 december 2008, zoals bedoeld in artikel 14 lid 3 van het vennootschapscontract? Is bij het bepalen van het vermogen goodwill betrokken, zo ja waarom en in welke omvang en zo nee, waarom niet?
2) Wat is het bedrag waarvoor [appellant] per 31 december 2008 behoorde te zijn gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met het aandeel van [appellant] in de winst of het verlies, zoals bedoeld in artikel 14 lid 7 in verband met artikel 13 lid 2 van het vennootschapscontract?
3) Wat is na 31 december 2008 de hoogte van de opnamen van [appellant] ten laste van het vermogen van [de vennootschap] ?
4) Zijn er nog andere opmerkingen te maken die van belang zijn voor de beslissing?
9.4.
[appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen de vraag onder 3) omdat hij van oordeel is dat [geïntimeerde] met betrekking tot de opnamen na 31 december 2008 niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Aangezien dat oordeel door het hof niet wordt gedeeld, zoals hiervoor is overwogen in 9.2., wordt het bezwaar tegen deze vraag verworpen.
Aangezien geen verdere bezwaren tegen voormelde vragen zijn gerezen, zullen die aan de deskundige worden voorgelegd.
9.5.
Gezien de akten van partijen, zal het hof volstaan met de benoeming van één deskundige, te weten een accountant.
Partijen hebben aangeven wie zij als deskundige benoemd willen zien, maar tot een gezamenlijk voorstel voor de te benoemen deskundige zijn zij niet gekomen. Het hof zal daarom een deskundige benoemen, die niet door één van partijen in hun akten is voorgesteld.
9.6.
Tegen het oordeel, dat het voorschot voor de kosten van de deskundige vanwege de omstandigheden van het geding door iedere partij voor de helft zal moeten worden gedragen, hebben partijen geen bezwaar gemaakt.
9.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
10.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de volgende vragen;
1) Wat is de waarde in geld van het aandeel van [appellant] in het vermogen van [de vennootschap] per 31 december 2008, zoals bedoeld in artikel 14 lid 3 van het vennootschapscontract? Is bij het bepalen van het vermogen goodwill betrokken, zo ja waarom en in welke omvang en zo nee, waarom niet?
2) Wat is het bedrag waarvoor [appellant] per 31 december 2008 behoorde te zijn gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met het aandeel van [appellant] in de winst of het verlies, zoals bedoeld in artikel 14 lid 7 in verband met artikel 13 lid 2 van het vennootschapscontract?
3) Wat is na 31 december 2008 de hoogte van de opnamen van [appellant] ten laste van het vermogen van [de vennootschap] ?
4) Zijn er nog andere opmerkingen te maken die van belang zijn voor de beslissing?
10.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer mr. drs. J.R.B.F. Hessels AA,
[adres] ,
[postcode] [plaats] ,
telefoon: [telefoon]
mobiel: [mobiel]
[e-mailadres]
10.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
10.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.5.. bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
10.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
10.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
10.7.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
10.8.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 15.972,- (inclusief BTW) in totaal, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
10.9.
bepaalt dat ieder van partijen de helft van genoemd voorschot van € 15.972,- derhalve € 7.986,- inclusief BTW, zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
10.10.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
10.11.
benoemt mr. O.G.H. Milar tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
10.12.
verwijst de zaak naar de
rol van 15 januari 2019in afwachting van het deskundigenbericht;
10.13.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van ;
10.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, J.J. Verhoeven en G.J.S. Bouwens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 oktober 2018.
griffier rolraadsheer