2.7Fraude
Onder fraude wordt verstaan: “Een opzettelijke handeling door één of meer
personen uit de kring van leiding, het personeel of derden, waarbij misleiding wordt
gebruikt om een onrechtmatig of onwettig voordeel te behalen.”
Fraude kent veel verschijningsvormen waarbij in dit kader moeten worden gedacht
aan afwijkingen die voortkomen uit het wederrechtelijk onttrekken of doen toevloeien
van waarden aan de organisatie (het verduisteren van ontvangsten, (...) e.d.) en
afwijkingen die voortkomen uit frauduleuze (financiële) verslaglegging.
Bij een vermoeden van fraude wordt dit terstond gemeld aan de directie. Zij bepaalt of de onregelmatigheden of fraude intern opgelost kunnen worden of gerapporteerd
moeten worden.
Bij handelen in strijd met deze regeling, het bedrijfsbelang of de algemeen geldende
normen en waarden, kunnen afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding,
maatregelen worden getroffen. Hierbij gaat het om disciplinaire en
arbeidsrechtelijke maatregelen zoals berisping, schorsing en beëindiging van het
dienstverband.’
i. Op zaterdagochtend 20 juli 2013 is een vrachtwagen van [geïntimeerde] kort vermist.
[geïntimeerde] heeft daarop haar track and trace systeem geraadpleegd. Daaruit bleek dat de
vrachtwagen die ochtend op het adres [adres 1] te [plaats 1] is geweest aan welk
adres een metaalhandel is gevestigd. Deze metaalhandel is geen relatie van [geïntimeerde] .
[geïntimeerde] heeft daarop [recherchediensten] Recherchediensten opdracht gegeven een onderzoek in te
stellen naar het afvoeren en verkopen van oud ijzer.
j. Volgens het onderzoeksrapport van [recherchediensten] van 26 oktober 2013 is onder meer gebleken dat in de periode tussen 2011 en 2013 voertuigen van [geïntimeerde] , bestuurd door medewerkers van [geïntimeerde] , zich meer dan 100 keer hebben begeven naar metaalhandelaren met wie [geïntimeerde] geen overeenkomst had en zonder dat daartoe door (de directie van) [geïntimeerde] opdracht is gegeven.
k. Op 16 oktober 2013 heeft tussen [medewerker van recherchediensten] van [recherchediensten] en [financieel directeur] , financieel directeur van [geïntimeerde] , enerzijds en [appellant] anderzijds een gesprek plaatsgevonden. Van dat gesprek is door [geïntimeerde] een verslag opgemaakt dat door [appellant] is ondertekend. Het verslag vermeldt als verklaring van [appellant] onder meer:
‘Er zijn binnen [geïntimeerde] geen afspraken over de afvoer van oud ijzer. Maar het is wel zo dat oud ijzer of afgezaagd ijzer of aluminium dat wij bij de klant mee terug kregen, bij [geïntimeerde] ingeleverd moest worden. Meestal zit dit in gitter boxen. (….)Ik heb nog nooit aluminium of oud ijzer weg hoeven brengen op verzoek van iemand van [geïntimeerde] . Ik heb wel gehoord dat dit in de tijd van [derde 1] gebeurde en dat de opbrengst gebruikt werd voor een visfeestje. Of ik wel eens winkelwagens of ander oud ijzer naar een opkoper heb gebracht? Dat is lang geleden geweest. Ik denk dat dit zo’n anderhalf jaar geleden is geweest. Dit ging om winkelwagentjes die in de bus heen en weer botsten. (….) In september van het vorige jaar moest ik bij een [supermarkt 1] een koof afbreken. [derde 2] zei toen dat we alles in de container moesten gooien. Daar zaten ook wat lampen bij en ik vond dit zonde. Ik heb de lampen/spotjes toen mee naar [geïntimeerde] genomen. Een paar heb ik hier onder in de stelling gelegd en ik heb drie spotjes mee naar huis genomen. Dit werd uiteindelijk bekend en het werd mij toen duidelijk dat dit diefstal was. Ik heb toen een berisping gekregen van [derde 3] . Vanaf dat moment heb ik niets meer zonder toestemming meegenomen. (….)
en:
“U zegt dat u heeft vastgesteld dat ik na die tijd toch nog oud ijzer en winkelwagens heb verkocht bij opkopers van oud ijzer. U noemt 12 maart 2013 waar ik samen met [derde 4] in [plaats 2] heb gewerkt. Wij hebben toen bij een metaalhandel aan de [adres 2] in [plaats 2] een aantal winkelwagens verkocht. Dat geld hebben we voor een broodje of frietje gebruikt. In principe ga je mee met de groep. Het is stom wat ik heb gedaan. Het blijft diefstal.
Op 21 maart 2013 ben ik met [derde 5] in [plaats 3] bij de [supermarkt 2] geweest. Daar hadden we ook weer oud ijzer en dit hebben wij op de terugweg naar [plaats 4] verkocht bij een opkoper in [plaats 5] . [derde 5] had gegoogled en een opkoper gevonden. De opbrengst voor dit oud ijzer was 30 of 40 euro. [derde 5] en ik hebben samen besloten om dit oud ijzer daar te verkopen en de paar centen te verdelen.
U zegt dat ik op 11 april 2013 weer op de [adres 2] in [plaats 2] ben geweest. Dat weet ik niet meer, maar het zal nog wel een paar keer zijn geweest dat ik daar iets verkocht heb. Het kan zijn dat [derde 6] , een collega, daar een keer bij is geweest, maar dit weet ik niet zeker.
In mei 2013 ben ik inderdaad bij [metaalhandel] metaalhandel aan de [adres 1] in [plaats 1] geweest. Daar heb ik twee winkelwagens eruit gegooid, maar daar heb ik niets voor ontvangen. Het waren kapotte wagens.
In mei 2013 ben ik inderdaad bij een opkoper in [plaats 6] geweest. Dat weet ik nog. Daar heb ik alleen wat kleine stukjes ijzer verkocht en hiervoor 15 of 20 euro ontvangen. Dat had ik niet moeten doen. Ik betaal van het geld ook de bekeuringen. Een tijdje geleden had [derde 7] een dure bekeuring en die moesten wij samen betalen, dat is regel binnen [geïntimeerde] .
In juni 2013 ben ik nog een keer bij de opkoper in [plaats 5] geweest om oud ijzer te verkopen. Ik weet niet meer wat dit was en hoeveel geld ik ontvangen heb.
Op 1 juli 2013 ben ik bij [supermarkt 3] in [plaats 7] geweest met drie inleners. Zij reden met een eigen auto, ik was alleen met mijn bus. Op de terugweg heb ik bij de opkoper aan de [adres 2] in [plaats 2] weer enkele winkelwagens verkocht als oud ijzer. Ik denk dat ik hier ongeveer 8 euro voor gekregen heb.
Op 12 juli 2013 reed ik van [plaats 8] naar [plaats 9] . In [plaats 8] had ik winkelwagens gerepareerd, maar er ook enkele mee terug genomen. Onderweg ben ik afgeslagen bij [plaats 6] en heb ik deze winkelwagens als oud ijzer verkocht bij de opkoper aan de [adres 3] . De opbrengst hiervan was prutgeld.
Na deze keer ben ik echt gestopt, omdat ik bang was dat het uit de hand ging lopen. Als ik het goed bekijk, is dit inderdaad diefstal. Maar zo heb ik er nooit tegen aan gekeken. Het ging om kleine bedragen, maar het blijft diefstal. Het voelde niet goed en daarom ben ik in juli 2013 gestopt met het verkopen van oud ijzer en winkelwagens bij opkopers. Ik wil nog opmerken dat [derde 1] altijd riep dat hij geen rotzooi op de vloer wilde en dat wij die rotzooi weg moesten doen. We moesten maar kijken wat we ermee deden.’
l. [geïntimeerde] heeft [appellant] op 16 oktober 2013 op staande voet ontslagen. [geïntimeerde] heeft
het ontslag op staande voet op 17 oktober 2013 schriftelijk aan [appellant] bevestigd.
In deze brief, die hierna zal worden aangeduid als de opzeggingsbrief, heeft [geïntimeerde] onder meer geschreven:
‘(….)
De regel bij [geïntimeerde] is dat al het oud ijzer/schroot wordt afgestort in een daartoe bestemde container van [de vennootschap 2] bij ons op het terrein.
(….)
Er is gebleken dat u regelmatig oud ijzer heeft afgevoerd naar adressen van oud ijzerhandelaren. Dit heeft u alleen en/of in samenwerking met verschillende collega’s gedaan. De geldopbrengsten heeft u voor zichzelf gehouden en/of gedeeld met uw kompanen. U heeft dit zonder toestemming of medeweten van [geïntimeerde] achtergehouden.
(...)
U heeft verklaard op de hoogte te zijn van de procedure rondom het afvoeren oud ijzer/schroot. U heeft bekend dat u regelmatig oud ijzer/schroot heeft afgevoerd naar handelaren en daarvoor geld heeft ontvangen. U heeft verklaard dat u deze opbrengsten ten onrechte heeft verkregen en heeft achtergehouden voor [geïntimeerde] .
U weet (...) wat de vaste afspraken zijn met betrekking tot afvalmaterialen bij [geïntimeerde] . Uw handelen wordt daarom aangemerkt als verduistering c. q. fraude, hetgeen wij uiteraard niet kunnen tolereren. (...) Het verduisteren van bedrijfsmiddelen en het zichzelf verrijken met de handel daarin, is in strijd met de gestelde regels en voorschriften en leveren een dringende reden voor ontslag op. Dit ontslag heeft [geïntimeerde] u dan ook heden gegeven. (...)’.
m. [appellant] heeft bij brief van 20 oktober 2013 de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en aanspraak gemaakt op doorbetaling van het loon. Hij schrijft in deze brief onder meer:
“Jij hebt daarbij als reden opgegeven dat ik ijzer/schroot heb ingeleverd bij handelaren ter verrijking van mijzelf. Ten eerste ben ik er achter gekomen dat ik aan kan tonen dat ik toestemming heb gekregen van de eigenaren van het ijzer c.q. schroot om het weg te brengen.”
De vorderingen in eerste aanleg en het oordeel van de kantonrechter
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde [geïntimeerde] een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] [appellant] op 17 oktober 2013 een rechtsgeldig, dan wel rechtmatig, ontslag op staande voet heeft gegeven en veroordeling van [appellant] tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding, gederfde inkomsten, onderzoekskosten, buitengerechtelijke kosten, alles vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.2.[appellant] heeft verweer gevoerd en gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
3.2.3.In het tussenvonnis heeft de kantonrechter onder meer geoordeeld dat [appellant] restproducten die ontstonden of aanwezig waren bij de werkzaamheden die hij bij klanten verrichtte aan ijzerhandelaren verkocht en de opbrengst daarvan niet aan [geïntimeerde] afdroeg en dat hij had behoren te begrijpen dat hij toestemming van [geïntimeerde] nodig had om dat te doen. De kantonrechter heeft [appellant] toegelaten tot het bewijs dat er binnen [geïntimeerde] een gedoogbeleid gold met betrekking tot de verkoop van restproducten voor eigen gewin.
3.2.4.In het eindvonnis heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat [appellant] het bewijs voor het grootste deel niet heeft geleverd. De kantonrechter heeft de door [geïntimeerde] gevorderde verklaring voor recht en de vorderingen van [geïntimeerde] tot vergoeding van gederfde inkomsten (2.11 en 2.12), onderzoekskosten (2.15, gedeeltelijk) en de gefixeerde schadevergoeding (2.16) toegewezen, met dien verstande dat de gefixeerde schadevergoeding kan worden voldaan in termijnen ter grootte van 10% van het maandinkomen van [appellant] , en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
De grieven en de conclusies in hoger beroep
3.2.5.[appellant] heeft in hoger beroep 13 grieven, genummerd met Romeinse cijfers, aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
3.2.6.[geïntimeerde] heeft zich verweerd tegen de grieven en geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen en veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.
De beoordeling van de grieven van [appellant]