In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hebben appellanten Beheer B.V. en Semax B.V. een incidentele vordering ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vordering was gericht tegen F. van Lanschot Bankiers N.V. en betrof een voorschot op schadevergoeding die Beheer B.V. stelde te hebben geleden. Het hof heeft in eerdere tussenarresten behoefte geuit aan deskundigenonderzoek en heeft prof. dr. A.J.C.C.M. Loonen benoemd als deskundige. De procedure heeft een lange voorgeschiedenis, met eerdere vonnissen van de rechtbank en tussenarresten van het hof.
Het hof heeft de incidentele vordering van Beheer B.V. afgewezen, omdat de gevorderde voorlopige voorziening onvoldoende was onderbouwd. Het hof oordeelde dat er geen voldoende aannemelijkheid was dat Van Lanschot aansprakelijk was voor de schade die Beheer B.V. had geleden. De schadeberekening die was gepresenteerd, voldeed niet aan de eisen, en het hof kon de schade niet zelf vaststellen. De vordering tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding werd afgewezen, evenals de vordering tot het betalen van samengestelde wettelijke handelsrente.
Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor memorie na tussenarrest aan de zijde van Beheer B.V. en heeft de kosten van het incident aan Beheer B.V. opgelegd. De uitspraak is gedaan op 2 oktober 2018.