ECLI:NL:GHSHE:2018:3850

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
200.187.870_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenkwestie met lekkages en dwangsommen in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een burenconflict tussen twee partijen, aangeduid als [appellante] en [geïntimeerde]. De zaak betreft lekkages die zijn ontstaan door werkzaamheden aan de daken van beide woningen. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen [appellante] om hem te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding en het uitvoeren van deugdelijke werkzaamheden aan zijn dak, met een dwangsom als sanctie voor het niet naleven van deze veroordeling. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen een deel van de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.

In hoger beroep heeft [appellante] zijn grief ingediend, waarbij hij stelt dat hij al werkzaamheden heeft laten uitvoeren door een dakdekkersbedrijf en dat er sindsdien geen lekkages meer zijn opgetreden. Het hof heeft de procedure beoordeeld, waarbij het de afspraken die tijdens comparities zijn gemaakt in acht heeft genomen. Het hof concludeert dat de eerdere veroordelingen van de kantonrechter niet adequaat zijn geformuleerd en dat [appellante] alsnog gehouden is om de noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren, met inachtneming van de gemaakte afspraken. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen voor zover het betreft de veroordeling tot het uitvoeren van werkzaamheden en de daaraan gekoppelde dwangsom, en legt een nieuwe dwangsom op.

De uitspraak van het hof houdt in dat [appellante] binnen zes maanden na betekening van het arrest de benodigde werkzaamheden moet laten uitvoeren door een dakdekkersbedrijf, met een dwangsom van € 50,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 15.000,00. Daarnaast wordt [appellante] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.187.870/01
arrest van 18 september 2018
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. J.A. Moonen te Beek (Limburg),
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. S.J.H.G.M. Schils te Maastricht,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 10 mei 2016 in het hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer 3503866 \ CV EXPL 14-10826 gewezen vonnis van 9 december 2015, zoals op de voet van artikel 32 Rv aangevuld bij vonnis van 20 januari 2016.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 10 mei 2016, waarbij het hof een comparitie heeft gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen, gehouden op 31 mei 2016;
  • het proces-verbaal van (voortzetting van) comparitie van partijen, gehouden op 13 januari 2017;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord, met producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, het volgende vast (vonnis van 9 december 2015, 2.1 tot en met 2.3, waartegen geen grief is gericht).
a. Partijen zijn elkaars buren. De woningen van partijen zijn voorzien van platte daken.
Het dak op de woning van [geïntimeerde] is vernieuwd in het voorjaar van 2013.
Medio april 2013 heeft [appellante] eveneens werkzaamheden op zijn dak laten verrichten.
6.2.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg na eiswijziging gevorderd [appellante] te veroordelen € 4.916,32, € 6.120,00 en € 616,63 aan haar te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, en [appellante] te veroordelen binnen een maand na betekening van het vonnis deugdelijke werkzaamheden te laten uitvoeren aan zijn dak, door een gecertificeerd bedrijf en in overleg met [geïntimeerde] , waardoor in de toekomst geen lekkages meer kunnen ontstaan bij [geïntimeerde] , op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [appellante] hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,00.
[appellante] heeft verweer gevoerd.
6.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 18 maart 2015 ing. F.M.J. Feron als deskundige benoemd. De kantonrechter heeft 10 vragen aan de deskundige voorgelegd. De deskundige heeft een rapport gedateerd 19 augustus 2015 uitgebracht. De kantonrechter heeft bij vonnis van 9 december 2015 een deel van de geldvorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, [appellante] in de proceskosten veroordeeld en de meer of anders gevorderde geldbedragen afgewezen. De kantonrechter heeft bij aanvullend vonnis van 20 januari 2016 alsnog de vordering van [geïntimeerde] tot het verrichten van deugdelijke werkzaamheden toegewezen en daarbij bepaald dat een dwangsom zoals gevorderd zal worden verbeurd indien [appellante] in gebreke blijft met het voldoen aan de betreffende veroordeling.
6.4.
[appellante] is in hoger beroep gekomen. Het hof heeft bij arrest van 10 mei 2016 een comparitie na aanbrengen gelast. Partijen zijn tijdens de comparitie van 31 mei 2016 overeengekomen dat zij, kort gezegd, ing. Feron zo snel mogelijk zouden benaderen met het verzoek om opnieuw zijn deskundig oordeel te geven over (i) de toestand van de daken, (ii) werk dat in opdracht van partijen afzonderlijk in de tussentijd was uitgevoerd en (iii) de oorzaak van recente schade als gevolg van lekkage, zoals gesteld door [geïntimeerde] . Ing. Feron heeft vervolgens op 1 september 2016 de situatie ter plaatse opgenomen. Feron heeft verslag gedaan van zijn bevindingen in een e-mail van 11 januari 2017 aan de advocaten van partijen. Partijen zijn tijdens de comparitie van 13 januari 2017 overeengekomen dat zij de dakdekkersbedrijven [dakdekkersbedrijf 1] en [dakdekkersbedrijf 2] zouden inschakelen om de benodigde werkzaamheden aan de dakbedekking op de woningen te verrichten, waarbij [dakdekkersbedrijf 1] aan het dak van [geïntimeerde] zou werken en de firma [dakdekkersbedrijf 2] aan het dak van [appellante] . Partijen zijn toen verder overeengekomen dat de kosten van de werkzaamheden aan beide daken voor rekening van [appellante] komen. Partijen hebben toen ook afgesproken dat het verbeuren van dwangsommen door [appellante] “per heden” stopt, dat de vanaf 1 december (hof: 2016) tot de datum van de comparitie (13 januari 2017) verbeurde dwangsommen strekken tot vergoeding van schade en dat de dwangsommen in beginsel weer verschuldigd zijn indien partijen uiteindelijk de procedure toch voortzetten.
6.5.
[appellante] heeft een grief naar voren gebracht in zijn memorie van grieven van 13 juni 2017. Hij stelt ter toelichting dat er sinds de zitting van 13 januari 2017 nog geen dakwerk is uitgevoerd, dat partijen nog in overleg zijn over de uitwerking van de gemaakte afspraken en dat een oplossing nabij is. Het hoger beroep zou dus volgens hem nog kunnen worden ingetrokken (nadat de oplossing alsnog bereikt was, naar het hof begrijpt), maar de dwangsom is volgens hem een complicerende factor. De grief gaat over de veroordeling tot het uitvoeren van deugdelijke werkzaamheden op straffe van verbeurte van een dwangsom. [appellante] stelt ter toelichting op de grief dat hij zijn dak al vóór het wijzen van de vonnissen van 9 december 2015 en 20 januari 2016, namelijk in september 2015, heeft laten vernieuwen door dakdekkersbedrijf [dakdekkersbedrijf 3] en dat sindsdien geen lekkages meer zijn opgetreden bij hem of bij [geïntimeerde] . Hij erkent dat hij over de uitvoering van de werkzaamheden geen overleg heeft gevoerd met [geïntimeerde] , maar dat neemt volgens hem niet weg dat het werk goed is uitgevoerd. Ing. Feron heeft volgens hem geen lekkages geconstateerd, ondanks de bedenkingen tegen de uitgevoerde werkzaamheden. [appellante] stelt dat [dakdekkersbedrijf 3] 10 jaar garantie heeft gegeven op de uitgevoerde werkzaamheden, zodat eventuele lekkages kunnen worden opgelost. [appellante] verzoekt de uitspraak van de kantonrechter “te corrigeren” in die zin, dat hij vanaf 5 april 2017 geen dwangsommen verschuldigd is. Hij wijst verder op de afspraken die partijen tijdens de comparitie hebben gemaakt. [appellante] heeft berust in de overige veroordelingen.
6.6.
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord van 25 juli 2017 bevestigd dat partijen in overleg zijn getreden. Een “definitieve oplossing” is volgens haar nog niet bereikt: de bal voor de oplossing ligt volgens haar bij [appellante] . [geïntimeerde] heeft verder in haar antwoord naar voren gebracht dat [appellante] al vanaf november 2013 op de hoogte was van de lekkages en vochtproblemen. Onbegrijpelijk is dat [appellante] tijdens de procedure nalaat overleg te voeren over werkzaamheden die hij laat uitvoeren, aldus [geïntimeerde] . Het dakdekkersbedrijf dat [appellante] inschakelde was volgens [geïntimeerde] al opgehouden te bestaan en werkzaamheden zijn niet uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf in de zin van het vonnis, aldus [geïntimeerde] . De garantie is dan ook volgens haar niets waard. [geïntimeerde] wijst verder op de bevindingen van Feron zoals gedaan op 1 september 2016 en neergelegd in diens e-mail van 11 januari 2017, welke e-mail gehecht is aan het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 13 januari 2017. In de e-mail staan gebreken opgesomd die Feron heeft geconstateerd aan het werk dat [appellante] aan zijn dak heeft laten uitvoeren. Feron heeft op grond van de door hem geconstateerde gebreken geconcludeerd dat er nieuwe lekkages kunnen optreden en hij heeft om die reden met partijen het nut van lekdetectie besproken. [geïntimeerde] stelt dat [appellante] nog steeds niet heeft voldaan aan de veroordeling tot het verrichten van deugdelijke werkzaamheden. [geïntimeerde] stelt dat zij nog steeds een lekkage in de slaapkamer heeft. [geïntimeerde] stelt dat “de opschorting van het innen van dwangsommen ook vervallen is” en dat zij “om vaart in deze te krijgen rechtmatig dwangsommen vanaf 5 april” 2017 is gaan opeisen. Zij verzoekt het hof expliciet in het arrest een overweging op te nemen over de rechtmatigheid van haar zienswijze betreffende het opeisen van de dwangsommen. [geïntimeerde] stelt ook dat de dakdekker van [appellante] nieuwe schade heeft veroorzaakt en dat zij voor die schade een vergoeding zal vorderen in een aparte procedure. [geïntimeerde] concludeert tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen.
6.7.
Het hof heeft na ontvangst van de memorie van antwoord geen nadere inlichtingen ontvangen over de stand van zaken, het gevoerde overleg en eventueel uitgevoerde werkzaamheden.
6.8.
Het hof beoordeelt eerst de afspraken die partijen tijdens de comparities hebben gemaakt en de gevolgen daarvan.
6.9.
Het hof neemt in aanmerking dat partijen hun afspraken van 31 mei 2016 hebben uitgevoerd. Ing. Feron heeft de situatie ter plaatse opgenomen en partijen daarover geadviseerd. Ing. Feron heeft partijen een concrete opsomming van gebreken gegeven (e-mail van 11 januari 2017, gehecht aan het proces-verbaal van de comparitie na aanbrengen van 13 januari 2017):
- de naden zijn niet of niet voldoende uitgevloeid, zodat potentieel lekkagerisico bestaat;
- de opstandstroken zijn niet doorgezet tot het horizontale gedeelte van de opstand;
- geen kantstrook is toegepast ter plaatse van de dakscheidende middenregel;
- bitumineuze dakbedekking is plaatselijk (achterzijde) op EPDM geplakt, hetgeen op termijn tot loslaten zal leiden;
- de dakbedekking is ter plaatse van de trimmen niet goed gevloeid, waardoor ook lekkagerisico aanwezig is;
- dakbedekking van het dak van [geïntimeerde] is bij de overgang aan de achterzijde tussen beide daken weggesneden.
Uit de bevindingen en adviezen van ing. Feron blijkt dat nieuwe lekkages te verwachten zijn.
6.10.
Partijen hebben vervolgens afspraken gemaakt tijdens de comparitie van 13 januari 2017 (6.4 hiervoor).
6.11.
[appellante] stelt dat hij het volgens het bestreden vonnis noodzakelijke werk in september 2015 al door [dakdekkersbedrijf 3] heeft laten verrichten en dat hij dus niets meer hoeft te doen (memorie van grieven, bladzijde 3 onderaan en bladzijde 4 bovenaan). Het standpunt van [appellante] is, naar het hof begrijpt, dat hij niet gehouden is de afspraken van 13 januari 2017 verder uit te voeren. Het hof verwerpt dit standpunt. Uit de e-mail van ing. Feron, waarvan de inhoud door [appellante] onvoldoende is bestreden, blijkt duidelijk dat de werkzaamheden die [appellante] in september 2015 heeft laten uitvoeren, onvoldoende zijn om nieuwe lekkages te voorkomen. Partijen hebben tijdens de comparitie van 13 januari 2017 bovendien ondubbelzinnig en zonder voorbehoud afspraken gemaakt. Zij zijn dan ook gehouden deze afspraken uit te voeren. Dit brengt voor [appellante] wat betreft het dak van zijn woning mee dat hij de firma [dakdekkersbedrijf 2] moet inschakelen om de benodigde werkzaamheden aan de dakbedekking van zijn woning te verrichten en de kosten daarvan moet betalen (proces-verbaal van 13 januari 2017, onder 1).
6.12.
Het hof is in het licht van het voorgaande van oordeel dat de grief wat betreft de uit te voeren werkzaamheden slaagt. Het hof acht de wijze waarop de kantonrechter de veroordeling tot het verrichten van werkzaamheden en de veroordeling tot het daarbij voeren van overleg heeft geformuleerd, ook uitgaande van de situatie ten tijde van het wijzen van dat vonnis, niet geheel adequaat. [appellante] is nog steeds gehouden werkzaamheden uit te laten voeren, maar zijn verplichtingen worden nu nader ingevuld aan de hand van de afspraken van 13 januari 2017. Het hof zal de bestreden vonnissen wat betreft de veroordeling tot uitvoering van werkzaamheden vernietigen en [appellante] veroordelen werkzaamheden uit te voeren in overeenstemming met deze afspraken (proces-verbaal van 13 januari 2017, onder 1). Partijen hebben in de afspraken van 13 januari 2017 geen specifieke bepaling opgenomen over overleg bij de uitvoering van de werkzaamheden, maar uit de aard van de afspraken vloeit voort dat [appellante] [geïntimeerde] tijdig kennis moet geven van de uitvoering van de werkzaamheden. Het hof zal dit meenemen in de veroordeling.
6.13.
[appellante] moet op grond van de afspraken van 13 januari 2017 ook de kosten betalen van de benodigde werkzaamheden die [dakdekkersbedrijf 1] in opdracht van [geïntimeerde] verricht aan haar dak (op dat moment op grond van een overgelegde offerte begroot op € 5.320,52). Dit volgt immers uit de afspraken die partijen hebben gemaakt tijdens de comparitie van 13 januari 2017 (proces-verbaal van 13 januari 2017, onder 1). [geïntimeerde] is echter niet in hoger beroep gekomen en zij heeft haar eis in hoger beroep niet gewijzigd. Daarom kan het hof niet meer aan haar toekennen dan de kantonrechter al heeft gedaan.
6.14.
Het hof ziet aanleiding zo nodig ambtshalve (de hoogte van) de opgelegde dwangsom te beoordelen (HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1703 en HR 6 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6631, RvdW 2006, 75, NJ 2007, 35). Het hof zal, mede in aanmerking genomen dat de door de kantonrechter uitgesproken hoofdveroordeling niet in stand blijft, de bestreden vonnissen ook vernietigen op het punt van de dwangsom en een nieuwe dwangsom opleggen, met een maximum, als na te melden.
6.15.
De beoordeling leidt tot de volgende conclusies. De grief slaagt gedeeltelijk en faalt voor het overige. De bestreden vonnissen moeten worden vernietigd, doch alleen voor zover het gaat om de veroordeling tot het uitvoeren van werkzaamheden en de daaraan gekoppelde dwangsom (onderdeel 4.2 van het vonnis van 9 december 2015, zoals aangevuld bij vonnis van 20 januari 2016). Het hof zal een nieuwe veroordeling uitspreken met een nieuwe dwangsom, als na te melden. De bestreden vonnissen zullen voor het overige worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld (voor salaris advocaat: memorie 1, tarief II € 1.074,00).

7.De uitspraak

Het hof:
vernietigt de bestreden vonnissen, doch alleen voor zover het betreft onderdeel 4.2 van het dictum van het bestreden vonnis van 9 december 2015 zoals aangevuld bij vonnis van 20 januari 2016;
en in zoverre opnieuw rechtdoende
veroordeelt [appellante] binnen zes maanden na betekening van dit arrest het dakdekkersbedrijf [dakdekkersbedrijf 2] in te schakelen om de benodigde werkzaamheden aan de dakbedekking van zijn woning te verrichten, bestaande uit in ieder geval de werkzaamheden zoals die uit het rapport van Feron in combinatie met diens e-mail van 11 januari 2017 voortvloeien, met dien verstande dat [appellante] uiterlijk 4 weken voor de aanvang van de werkzaamheden [geïntimeerde] daarvan kennis geeft;
bepaalt dat [appellante] voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft een dwangsom zal verbeuren van € 50,00 met een maximum van € 15.000,00;
wijst af het meer of anders gevorderde;
bekrachtigt de bestreden vonnissen voor het overige, voor zover in hoger beroep aan de orde;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 314,00 voor vastrecht en op € 1.074,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de dag van dit arrest tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, R.J.M. Cremers en L.S. Frakes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 september 2018.
griffier rolraadsheer