3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[verweerster] houdt zich bezig met de in- en verkoop alsmede het installeren, repareren, onderhouden en moderniseren van liften, roltrappen en andere hijs- en transportwerktuigen.
[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1958, is met ingang van 1 januari 1981 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij [verweerster] .
Met ingang van 1994 is [liften] Liften B.V. enig aandeelhouder van [verweerster] geworden. [appellant] is vanaf dat moment krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam als managing director van [verweerster] . Zijn laatstverdiende loon is € 6.759,00 bruto per maand geweest, exclusief 8% vakantiebijslag, kerstgratificatie en bonus.
In februari 2017 heeft er bij [verweerster] een interne audit plaatsgevonden. Naar aanleiding van hetgeen uit dit onderzoek naar voren is gekomen, heeft er op 20 april 2017 een gesprek met [appellant] plaatsgevonden. Bij dit gesprek is ook de heer [CEO van Liften B.V.] (CEO van [liften] Liften B.V.) aangeschoven. Namens [verweerster] is aan [appellant] een aantal verwijten gemaakt en [verweerster] heeft [appellant] vervolgens met behoud van loon op non-actief gesteld.
[appellant] heeft zich toen ziek gemeld.
Op 26 juni 2017 heeft [verweerster] een door [CEO van Liften B.V.] opgesteld nieuwsbericht verzonden aan al haar werknemers. Daarin staat onder meer:
“Als gevolg van verschil van inzicht over hoe [liftservice] Liftservice B.V. verder te ontwikkelen, is besloten dat [appellant] de organisatie gaat verlaten. Wij willen [appellant] bedanken voor zijn inzet en betrokkenheid”.
Op 14 augustus 2017 is door [verweerster] een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij deze rechtbank, sector kanton. Aan dat verzoek tot ontbinding heeft [verweerster] , zeer beknopt weergegeven, ten grondslag gelegd dat [appellant] over de periode 2008 tot en met 2016 de financiële verslaglegging van [verweerster] heeft gemanipuleerd (onder andere door zogenoemde ‘fast forward sales’). Bij de interne audit van februari 2017 zouden die manipulaties aan het licht zijn gekomen. Het verzoek is primair gebaseerd op de e-grond en subsidiair op de g-grond als bedoeld in 7:669 lid 3 BW.
Nadat [appellant] een verweerschrift op 2 oktober 2017 bij de kantonrechter heeft ingediend, is het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door [verweerster] ingetrokken.
Op 4 oktober 2017 is [appellant] door [verweerster] uitgenodigd voor een gesprek. Daarbij is aangegeven dat de aanleiding daarvoor een voorgenomen ontslag op staande voet van [appellant] is. [appellant] zelf is niet bij dit gesprek, dat op 4 oktober 2017 heeft plaatsgevonden, aanwezig geweest, wel zijn advocaat. Nadat de gemachtigden van beide partijen met elkaar hebben gecorrespondeerd over dit voorgenomen ontslag op staande voet, heeft [verweerster] [appellant] bij brief van 6 oktober 2017, hierna: de ontslagbrief, op staande voet ontslagen. In die brief worden vier redenen, afzonderlijk en in onderlinge samenhang, aan dat ontslag op staande voet ten grondslag gelegd, namelijk:
1. de wijze waarop [appellant] heeft gereageerd op een aantal opzeggingen van onderhoudscontracten;
2. het betalen van contante bedragen aan monteurs (buiten de boekhouding om);
3. het declareren van privé-onkosten en
4. het factureren van werkzaamheden en diensten aan klanten tegen te hoge bedragen.