In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellante] voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Limburg had eerder, op 3 juli 2018, het verzoek van [appellante] afgewezen. Het hof verwijst naar de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de aanvraag, waaronder een totale schuldenlast van € 120.433,15, waarvan een aanzienlijk deel voortkomt uit een fraudeschuld aan Sociale Zaken Maastricht Heuvelland. De rechtbank had geoordeeld dat [appellante] niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek, omdat zij onvoldoende inspanningen had geleverd om haar schulden te voldoen en geen sollicitaties had gedaan voor een betaalde baan.
In hoger beroep heeft [appellante] betoogd dat zij wel degelijk actief is in de maatschappij door vrijwilligerswerk te verrichten en dat haar schulden voornamelijk zijn ontstaan door omstandigheden buiten haar schuld, zoals de financiële problemen van haar voormalige echtgenoot. Het hof heeft de argumenten van [appellante] in overweging genomen, evenals het feit dat zij onder beschermingsbewind staat en dat er geen nieuwe schulden zijn ontstaan sinds de scheiding. Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat [appellante] zich heeft ontwikkeld en dat zij greep heeft gekregen op haar financiële situatie.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek van [appellante] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling toegewezen, waarbij het hof de hardheidsclausule ex artikel 288 lid 3 Faillissementswet heeft gehonoreerd. Dit arrest benadrukt het belang van persoonlijke ontwikkeling en de omstandigheden die hebben geleid tot financiële problemen bij de beoordeling van aanvragen voor schuldsanering.