Niet ter discussie staat dat de verklaring ex. artikel 285 lid 1 sub f Fw bij de rechtbank is ingediend door [getuige] in de door haar gestelde hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [appellante] . Zoals uit het vonnis, waarvan beroep, blijkt is na onderzoek gebleken dat [getuige] blijkens het register van het Landelijk Kwaliteitsbureau (hierna: LKB) ten tijde van het ondertekenen van de hierboven vermelde verklaring, 13 december 2017, niet stond geregistreerd als beschermingsbewindvoerder.
In hoger beroep is namens [appellante] op dat onderdeel aangevoerd dat mr. R.A. van der Voort, die tevens advocate van beroep is, in haar brief van 18 mei 2018 heeft verklaard dat het schuldbemiddelingstraject van [appellante] daadwerkelijk door haar is uitgevoerd en slechts de verklaring ex art. 285 lid 1 Fw door mevrouw [getuige] is ondertekend in haar afwezigheid.
Bij de processtukken bevindt zich een brief van Zuidweg & Partners d.d. 23 juni 2017, gericht aan Aevitae, zijnde één van de crediteuren van [appellante] . Uit de inhoud van deze brief – die klaarblijkelijk als voorbeeld heeft te gelden voor alle in het minnelijk traject verstuurde brieven, nu niet anders is gesteld of gebleken - blijkt dat mr. van der Voort in haar hoedanigheid van ‘
jurist insolventiezaken bij Zuidweg & Partners ’in het kader van het minnelijk traject aan Aevitae een aanbod heeft gedaan tegen finale kwijting.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de 285-verklaring is voorbereid door het uitvoeren van een minnelijk traject en vervolgens opgesteld door een persoon of organisatie die daartoe blijkens artikel 48 Wck bevoegd was.
Het hof overweegt dat mr. van der Voort weliswaar werkzaam is als advocaat bij [advocaten] Advocaten, doch op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat mr. van der Voort in haar hoedanigheid van ‘jurist insolventiezaken’ namens [appellante] het minnelijk traject heeft begeleid en de werkzaamheden in dat kader ook in die hoedanigheid heeft uitgevoerd en niet in haar hoedanigheid van advocaat. Zij heeft zich blijkens de stukken ook niet als advocaat gepresenteerd. Het gegeven dat mr. van der Voort 24 uur per dag advocaat is, maakt dat niet anders. In het kader van de minnelijke regeling heeft zij richting crediteuren en in beginsel ook richting andere betrokken derden slechts kenbaar geopereerd als ‘jurist insolventiezaken’.
Dit betekent de onderhavige artikel 285 lid 1 sub f Fw-verklaring niet rechtsgeldig is opgesteld. Dit is reeds een reden om het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling niet te honoreren.