ECLI:NL:GHSHE:2018:3594

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
200.213.040_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en dwangsom in familiezaken met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind, geboren in 2012. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.R. Vlaar, heeft in hoger beroep een verzoek ingediend om de omgang met zijn kind te realiseren, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.F. Honders, zich tegen deze regeling verzet. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft rapportages ingediend over de voortgang van het begeleide omgangstraject, dat wordt uitgevoerd door AnaCare.

In een eerdere beschikking van 1 maart 2017 had het hof al bepaald dat de omgangsregeling voorlopig onder begeleiding van AnaCare zou plaatsvinden. De vader heeft echter aangegeven dat er onduidelijkheden zijn over de uitvoering van het traject en dat de moeder hem beschuldigt van stalken, wat haar onveilig doet voelen. De moeder heeft haar vertrouwen in het traject verloren en verzoekt het hof om een beslissing die de minste schade aan het kind toebrengt.

Het hof heeft overwogen dat de omgang tussen de vader en het kind volledig is verbroken zonder goede argumenten en dat het hof gehouden is om alle passende maatregelen te nemen om de omgang te realiseren. Het hof heeft besloten om de ouders opnieuw naar AnaCare te verwijzen voor het volgen van het BOR-traject, maar nu onder oplegging van een dwangsom aan de moeder voor iedere niet-nakoming van de omgangsregeling. De vader moet de moeder ook een vergoeding betalen voor haar reis naar Limburg ten behoeve van het BOR-traject. De zaak is pro forma aangehouden tot 23 april 2019, waarbij het hof de voortgang van de procedure zal blijven volgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 augustus 2018
Zaaknummer: 200.213.040/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/203674 / FA RK 15-868
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.R. Vlaar,
tegen
[verweerster],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.M.F. Honders.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 1 maart 2017

Bij die beschikking heeft het hof, kort samengevat en voor zover thans van belang, bepaald dat de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , voorlopig totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van AnaCare (‘BOR II’-regeling), waarbij de invulling van de BOR wordt bepaald door en zal worden overgelaten aan AnaCare. Het hof heeft de raad verzocht om de rapportage van AnaCare omtrent de voortgang van het BOR-traject bij het hof in te dienen. Verder heeft het hof verstaan dat de vader € 40,- aan de moeder betaalt voor iedere keer dat zij naar Limburg dient te reizen ten behoeve van het BOR-traject, welke betaling uiterlijk bij de start van een begeleid contact zal plaatsvinden en verstaan dat de moeder de vader zal voorzien van informatie over [minderjarige] , conform de bestreden beschikking, of zoals nader zal worden afgestemd tussen de ouders tijdens de begeleiding.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de raad d.d. 18 mei 2018 met als bijlage het verslag van AnaCare (resumé eindverslag BOR d.d. 1 mei 2018);
- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 18 juni 2018;
- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 28 juni 2018;
- het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 29 juni 2018.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Uit het verslag van AnaCare d.d. 1 mei 2018 is het hof gebleken dat er bij de start van het BOR-traject onduidelijkheden zijn gerezen, maar dat de vader uiteindelijk zijn medewerking aan het traject heeft verleend. De moeder heeft Anacare laten weten dat zij dwingende telefoontjes van de vader krijgt, hetgeen lijkt op stalken, dat zij zich niet veilig voelt en niet mee wil werken aan omgang.
7.2.
In de V-formulieren van 18 en 28 juni jl. heeft de vader zijn verzoek aangevuld in die zin dat een dwangsom (met een hoogte ter beoordeling aan het hof) noodzakelijk is om omgang te realiseren. De vader betwist dat er sprake zou zijn van stalking of bedreiging. Er is volgens de vader geen enkele reden voor de moeder om de omgang te weigeren.
7.3.
In het V-formulier van 29 juni 2018 heeft de moeder verzocht een beslissing te nemen die het hof juist voorkomt en de minste schade aan [minderjarige] toebrengt, waarbij tevens duidelijkheid bestaat over de toekomst. De moeder heeft geen vertrouwen meer in het BOR-traject. [minderjarige] en de moeder zijn niet gebaat bij zo’n langdurig traject, waarbij omgang, na verschillende (gerechtelijke) procedures, niet tot stand mocht komen.
7.4.
Het hof overweegt als volgt.
7.4.1.
In de onder 5. genoemde beschikking heeft het hof (in r.o. 3.8.2.) overwogen dat het contact tussen de vader en [minderjarige] en daarmee het family life tussen hen volledig is verbroken, zonder dat daarvoor goede argumenten aan te voeren zijn. Het hof heeft partijen vervolgens onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:91) voorgehouden dat de rechter - kort gezegd - gehouden is alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te nemen om omgang tussen een ouder en een kind te realiseren.
Voorts heeft het hof in de hiervoor genoemde beschikking (r.o. 3.8.3.) overwogen de ouders nog een kans te willen geven om zelf invulling te geven aan de omgang tussen de vader en [minderjarige] . In dat kader hebben de ouders zich laten verwijzen naar AnaCare voor het volgen van een BOR-traject.
7.4.2.
Nu de moeder niet bereid is gebleken vrijwillig mee te werken aan de uitvoering van het BOR-traject en zij daarvoor geen goede, althans voldoende aannemelijk gemaakte gronden, heeft aangevoerd, zal het hof partijen nogmaals naar AnaCare verwijzen voor het volgen van een BOR-traject, ditmaal onder oplegging van een dwangsom aan de moeder. Daarbij overweegt het hof dat de afspraken die partijen ter zitting van 12 december 2017 hebben gemaakt, zoals opgenomen in r.o. 3.8.5. en in het dictum (als ‘versta-bepaling’) van de onder 5. genoemde beschikking, onverkort gelden, tenzij anders zou zijn overeengekomen, waarvan het hof niet is gebleken.
7.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van AnaCare (‘BOR II’-regeling), waarbij de invulling van de BOR wordt bepaald door en zal worden overgelaten aan AnaCare;
bepaalt dat de moeder voor iedere niet-nakoming of gedeeltelijke niet-nakoming van de hiervoor genoemde voorlopige omgangsregeling een dwangsom van € 250,- per keer verbeurt, zulks tot een maximum van € 5.000,-;
verstaat dat de vader € 40,- aan de moeder betaalt voor iedere keer dat zij naar Limburg dient te reizen ten behoeve van het BOR-traject, welke betaling uiterlijk bij de start van een begeleid contact zal plaatsvinden;
verstaat dat moeder de vader zal voorzien van informatie over [minderjarige] , conform de bestreden beschikking, of zo als nader zal worden afgestemd tussen de ouders tijdens de begeleiding;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum de rapportage van AnaCare omtrent de voortgang van het BOR-traject bij het hof in te dienen, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen, waarna het hof partijen zal informeren over de verdere voortgang van de procedure;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
PRO FORMA 23 april 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, H. van Winkel en
P. Vlaardingerbroek en is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2018 in tegenwoordigheid de griffier.