In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door Trading B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, gewezen op 28 juli 2016. De zaak betreft bestuurdersaansprakelijkheid en is gestart met een dagvaarding op 22 september 2016. Trading B.V. is de appellante in het principaal appel en [geïntimeerde] is de geïntimeerde in het principaal appel, maar tevens appellant in het voorwaardelijk incidenteel appel. Beide partijen worden vertegenwoordigd door hun advocaten, respectievelijk mr. R. Gijsen en mr. D.D. Dielissen-Breukers.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep voortgezet op basis van de stukken van de eerste aanleg en de ingediende memorie van grieven en antwoorden. Tijdens de behandeling van de zaak heeft [geïntimeerde] een productie overgelegd, genaamd “Verklaring van de heer [getuige]”, waarover Trading B.V. zich nog niet heeft kunnen uitlaten. Het hof heeft besloten om Trading B.V. de gelegenheid te geven om zich alsnog over deze productie uit te laten, wat heeft geleid tot een aanhouding van verdere beslissingen in de zaak.
De uitspraak van het hof is gedaan op 14 augustus 2018, waarbij de zaak is verwezen naar de rol van 11 september 2018 voor akte aan de zijde van Trading B.V. met betrekking tot de eerder genoemde productie. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat deze akte is ingediend.