ECLI:NL:GHSHE:2018:3353

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
200.236.661_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appellante in hoger beroep wegens het niet indienen van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Verhuur B.V. tegen twee geïntimeerden. De zaak was ingeleid door een exploot van dagvaarding van 21 maart 2018, waarbij de appellante de geïntimeerden had opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van 10 april 2018. Tijdens de procedure heeft het hof appellante eenmaal een termijn verleend voor het indienen van de memorie van grieven, maar appellante heeft geen grieven ingediend. Hierdoor heeft de rolraadsheer op 17 juli 2018 ambtshalve akte van niet-dienen verleend. Het hof heeft vervolgens een datum voor arrest bepaald.

De beoordeling van het hof was dat appellante, door het niet indienen van grieven, niet kon worden ontvangen in het hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat appellante niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep. Daarnaast werd appellante veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerden tot aan deze uitspraak waren begroot op € 318,-- aan griffierecht en op € 379,50 aan liquidatietarief. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum als het arrest.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.236.661/01
arrest van 7 augustus 2018
in de zaak van
[verhuur] Verhuur B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. R.J.H. van den Dungen te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. D.D. Versluis te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 maart 2018 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven van 13 augustus 2015, 1 december 2016 en 21 december 2017, gewezen tussen appellante als eiseres en geïntimeerden als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 4251676 / rolnummer 15-7114)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Appellante heeft bij voormeld exploot geïntimeerden opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 april 2018 en heeft de zaak op die rol aangebracht. Geïntimeerden zijn op die rol verschenen.
2.2.
Nadat aan appellante eenmaal een termijn was verleend voor het nemen van de memorie van grieven en eenmaal een ambtshalve peremptoir uitstel van vier weken, heeft appellante niet van grieven gediend en heeft de rolraadsheer op de rol van 17 juli 2018 ambtshalve akte van niet-dienen verleend.
2.3.
Daarna is een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Appellante heeft tegen het vonnis waarvan beroep geen grieven aangevoerd. Dit brengt mee dat zij in het hoger beroep niet kan worden ontvangen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal appellante worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart appellante niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt appellante in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van geïntimeerden tot aan deze uitspraak begroot op € 318,-- aan griffierecht en op € 379,50 (½ punt liquidatietarief I).
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 augustus 2018.
griffier rolraadsheer