ECLI:NL:GHSHE:2018:3269

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
200.208.959_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van een voorlopige omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.P.H. Stoelhorst, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Geradts, heeft zich verzet tegen de omgang. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in deze procedure een adviserende rol gespeeld en heeft een rapport uitgebracht waarin wordt geadviseerd om de omgang tussen de vader en de dochter op een veilige manier op te bouwen. Het hof heeft op 2 augustus 2018 beslist dat er voorlopig schriftelijk contact tussen de vader en de dochter kan plaatsvinden, met een frequentie van één keer per drie weken. Dit contact dient te worden ondersteund door professionele hulpverleners. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 22 november 2018, in afwachting van een rapport van de Raad over het verloop van de contacten. De Raad moet voor deze datum rapporteren over de schriftelijke contacten en adviseren over de mogelijkheid van een begeleide omgangsregeling. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 2 augustus 2018
Zaaknummer: 200.208.959/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/220304 / FA RK 16-1499
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.J.P.H. Stoelhorst,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. Geradts.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 16 november 2017

Bij die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen en te rapporteren en te adviseren omtrent – kort gezegd – het al dan niet vaststellen van enige vorm van omgang tussen de vader en [de minderjarige] .
Het hof heeft iedere verdere behandeling aangehouden tot 16 maart 2018 pro forma.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad d.d. 14 mei 2018;
- de brief van de advocaat van de moeder d.d. 24 mei 2018;
- het V8-formulier met bijlage ingediend door de advocaat van de vader op 28 mei 2018.
6.2.
Er heeft geen nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De raad heeft in zijn rapport van 14 mei 2018 – kort samengevat – het volgende geadviseerd.
De raad acht in principe omgang tussen de vader en [de minderjarige] in het belang van [de minderjarige] , wanneer de omgang veilig verloopt en de ontwikkeling van [de minderjarige] niet in gevaar wordt gebracht. De raad is echter van mening dat een (begeleid) persoonlijk contact tussen de vader en [de minderjarige] op dit moment (nog) niet in het belang van [de minderjarige] is. Het beeld dat [de minderjarige] van haar vader heeft blijkt niet langer overeen te komen met de huidige situatie en beïnvloedt haar huidige reactie op de persoon van de vader en behoeft daarom bijstelling. De raad is van mening dat er wel op een andere manier contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand moet worden gebracht, waarbij zowel de vader als [de minderjarige] worden ondersteund door professionele hulpverleners. De raad adviseert in de komende maanden een opbouw van schriftelijke- naar Skype-contacten om op die manier meer zicht te krijgen op de mogelijkheden en onmogelijkheden met betrekking tot een eventuele (begeleid) persoonlijke contact tussen de vader en [de minderjarige] in de toekomst.
7.2.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het rapport van de raad d.d. 14 mei 2018 te reageren. Partijen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
7.3.
Bij brief d.d. 24 mei 2018 heeft de moeder het hof – kort samengevat – bericht dat [de minderjarige] op dit moment geen behoefte heeft aan contact met de vader. [de minderjarige] lijkt nog niet klaar te zijn om het contact met de vader te herstellen en lijkt hier bang voor te zijn. De moeder maakt zich zorgen over de gevolgen van een eventueel schriftelijk contact tussen de vader en [de minderjarige] , temeer nu Skype-contacten de volgende stap zijn. De moeder is van mening dat de wens van [de minderjarige] gevolgd dient te worden.
7.4.
Uit het V8-formulier met bijlage d.d. 28 mei 2018 volgt dat de vader zich met de inhoud van het advies van de raad kan verenigen.
7.5.
Het hof overweegt het volgende.
7.5.1.
Het hof zal overeenkomstig het advies van de raad in het rapport d.d. 14 mei 2018, bepalen dat allereerst (schriftelijk) contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand wordt gebracht, waarbij het hof ervan uitgaat dat dit (schriftelijk) contact(herstel) tussen de vader en [de minderjarige] wordt ondersteund door professionele hulpverleners, nu het hof dit evenals de raad in het belang van [de minderjarige] acht. Het hof overweegt daartoe dat aan [de minderjarige] de kans moet worden geboden om het beeld dat zij thans van de vader heeft bij stellen. Het hof voegt daar nog aan toe dat het hof het tevens in het belang van [de minderjarige] acht dat de moeder voor [de minderjarige] daarvoor de hulp inschakelt van mevrouw [GZ-psychologe] , GZ-psychologe bij Kinder- en Jeugdpraktijk de Roos. Voor zover de behandeling van [de minderjarige] door mevrouw [GZ-psychologe] inmiddels (bijna) is afgesloten, acht het hof het aangewezen dat deze behandeling wordt voortgezet dan wel hervat, gezien het vertrouwen dat [de minderjarige] in mevrouw [GZ-psychologe] heeft.
De vader dient bij het contactherstel tussen hem en [de minderjarige] te worden begeleid door de Reclassering Leger des Heils waarbij het hof verwacht dat de vader daartoe de noodzakelijke stappen onderneemt.
Anders dan het advies van de raad, bepaalt het hof dat de vader en [de minderjarige] voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van (schriftelijk) contact met elkaar gedurende één keer per drie weken, waarbij het hof de nadere invulling van dit (schriftelijk) contact en de eventuele verdere opbouw van dit contact overlaat aan partijen en de betrokken hulpverleners. Het hof merkt daarbij op dat de volgende stap in het contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] , te weten de Skype-contacten, pas kan worden genomen op het moment dat [de minderjarige] daar volgens de betrokken hulpverleners aan toe is.
7.5.2.
Het hof houdt iedere verdere beslissing omtrent het al dan niet vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] voor de duur van drie maanden aan, derhalve tot
22 november 2018.
7.5.3.
De raad dient uiterlijk vóór voornoemde pro forma datum aan het hof schriftelijk te rapporteren omtrent het verloop van de (schriftelijke) contacten tussen de vader en [de minderjarige] en het hof nader te adviseren omtrent het al dan niet vaststellen van (begeleide) omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] . De raad dient daarbij eventuele verslagen en/of rapporten van de betrokken hulpverleners in het geding te brengen, onder verstrekking van een afschrift daarvan aan (de raadslieden van) partijen.
Partijen worden vervolgens door het hof in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken schriftelijk te reageren op dit nadere rapport en advies van de raad.

8.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de vader en [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
gerechtigd zijn tot het hebben van (schriftelijk) contact met elkaar gedurende één keer per drie weken, waarbij de invulling van dit (schriftelijk) contact en de eventuele verdere opbouw van dit contact wordt overgelaten aan partijen en de betrokken hulpverleners;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 22 november 2018 PRO FORMA, in afwachting van het verloop van de schriftelijke contacten;
verzoekt de raad tijdig voor bovenstaande pro forma datum een nader rapport en advies uit te brengen aan het hof omtrent het verloop van de (schriftelijke) contacten tussen de vader en [de minderjarige] en het hof nader te adviseren omtrent het al dan niet vaststellen van een omgangs-regeling tussen de vader en [de minderjarige] , onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan alsmede de daaraan ten grondslag liggende verslagen en/of rapporten van de betrokken hulpverleners, aan partijen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, H. van Winkel en M.L.F.J. Schyns en is op 2 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. E. Hulzink-Mimpen, griffier.