6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
6.1.1.Inbev is een internationale brouwerij die horecapanden huurt om die vervolgens aan een derde onder te verhuren. Met de onderhuurder sluit Inbev een drankafnamebeding.
6.1.2.Op 16 februari 2004 is Inbev (toen nog statutair genaamd Interbrew Nederland N.V.) als hoofdhuurder met de toenmalige eigenaren de heer [toenmalige eigenaar 1] , mevrouw [toenmalige eigenaar 2] en mevrouw [toenmalige eigenaar 3] een huurovereenkomst aangegaan ten aanzien van het horecapand, gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Deze huurovereenkomst is aangegaan op 14 februari 2004 voor de duur van tien jaar, dus tot en met 13 februari 2014.
6.1.3.In artikel 1 lid 3 van de huurovereenkomst zijn partijen een opzegtermijn van minimaal veertien maanden overeengekomen.
6.1.4.In de huurovereenkomst staat onder
‘In aanmerking nemende’, voor zover hier van belang, vermeld:
‘(…) Verhuurder geeft aan huurder dan ook hierbij de uitdrukkelijke toestemming het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren aan een derde teneinde dit verkooppunt van de dranken van huurder te realiseren en een zo groot mogelijke omzet grootverpakking Interbrew bieren te genereren, alsmede overige bieren en dranken.’
Het recht van onderverhuur is ook vastgelegd in artikel 8 van de (hoofd)huurovereenkomst.
6.1.5.Inbev heeft bij aanvang van de huurovereenkomst van het recht tot onderverhuur gebruik gemaakt. Met ingang van eveneens 14 februari 2004 is Inbev met betrekking tot het gehuurde een onderhuurovereenkomst aangegaan voor de duur van tien jaar met [onderhuurder 1] , [onderhuurder 2] en [onderhuurder 3] .
6.1.6.[appellant 1 c.s.] is op 2 oktober 2008 eigenaren geworden van het gehuurde. Hij is op grond van artikel 7:226 BW verhuurder geworden.
6.1.7.Bij deurwaardersexploot van 13 december 2012 heeft [appellant 1 c.s.] aan Inbev medegedeeld de huurovereenkomst te willen beëindigen en heeft hij de huurovereenkomst opgezegd tegen 13 februari 2014.
6.1.8.Inbev heeft bij brief van 30 juli 2013 [appellant 1 c.s.] bericht niet in te stemmen met de opzegging en heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een nietige opzegging, nu in het opzeggingsexploot niet de gronden zijn vermeld die tot de opzegging hebben geleid.
6.1.9.Per 1 juni 2014 heeft Inbev het gehuurde voor de periode van vijf jaar onderverhuurd aan [geintimeerde 2] . De akte indeplaatsstelling is op 23 mei 2014 door de voormalige onderhuurders, Inbev en [geintimeerde 2] getekend. [geintimeerde 2] exploiteert in het gehuurde een café/restaurant(/hotel) onder de naam ‘Het Wapen van [vestigingsnaam] ’.
6.1.10.Bij deurwaardersexploot van 5 juni 2014 heeft [appellant 1 c.s.] opnieuw aan Inbev kenbaar gemaakt de huurovereenkomst te willen beëindigen en heeft hij de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2015. In dit exploot heeft [appellant 1 c.s.] primair als opzeggingsgrond aangevoerd dat hij het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik en subsidiair heeft hij een beroep gedaan op een redelijke belangenafweging.
6.1.11.Inbev heeft in reactie hierop bij brief van 4 juli 2014 aan [appellant 1 c.s.] medegedeeld niet in te stemmen met de opzegging en zich op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de opzeggingsformaliteiten, te weten opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van veertien maanden.
6.1.12.[appellant 1 c.s.] heeft bij brief van 15 juli 2014, onder verwijzing naar het deurwaardersexploot en voor zover nog vereist, de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2015. Inbev heeft met deze opzegging evenmin ingestemd.
6.2.1.[appellant 1 c.s.] heeft in eerste aanleg in conventie, kort samengevat, gevorderd:
- vaststelling van het tijdstip waarop de huurovereenkomst tussen partijen zal eindigen en van het tijdstip van ontruiming van het gehuurde;
- veroordeling van Inbev tot ontruiming van het gehuurde voor of uiterlijk op het vastgestelde tijdstip van ontruiming;
- veroordeling van Inbev in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente indien betaling niet binnen veertien dagen na dagtekening van de uitspraak plaatsvindt.
Aan deze vorderingen heeft [appellant 1 c.s.] , kort samengevat, primair ten grondslag gelegd dat hij het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik als bedoeld in artikel 7:296 lid 1 sub b BW. Subsidiair heeft hij zich beroepen op de algemene belangenafweging van artikel 7:296 lid 3 BW.
6.2.2.Inbev heeft in deze procedure in conventie [geintimeerde 2] op de voet van artikel 118 Rv als partij in het geding bij deurwaardersexploot opgeroepen. Inbev en [geintimeerde 2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Daarnaast heeft Inbev op haar beurt in reconventie gevorderd [appellant 1 c.s.] op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen vier weken na het te wijzen vonnis het buitenschilderwerk van het gehuurde uit te (laten) voeren en de gebreken aan het voeg- en stucwerk van de buitenkant van het gehuurde te (laten) herstellen, met veroordeling van [appellant 1 c.s.] in de proceskosten.
6.2.4.In het tussenvonnis van 4 mei 2016 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
6.2.5.In het eindvonnis van 6 juli 2017 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant 1 c.s.] in conventie afgewezen en [appellant 1 c.s.] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft in dat kader geoordeeld dat door [appellant 1 c.s.] niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van dringend eigen gebruik in de zin van artikel 7:296 lid 1 sub b BW en dat het door [appellant 1 c.s.] gestelde niet ertoe kan leiden dat de redelijke belangenafweging in zijn voordeel uitvalt.
De kantonrechter heeft in het geding in reconventie [appellant 1 c.s.] veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis het buitenschilderwerk uit te (laten) voeren en om de gebreken aan het voeg- en stucwerk aam de buitenkant van het gehuurde te (laten) herstellen, met veroordeling van [appellant 1 c.s.] in de proceskosten.
6.2.6.Bij herstelvonnis van 16 november 2016 heeft de kantonrechter op verzoek van Inbev het vonnis van 6 juli 20917 aldus verbeterd dat het vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.