3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [geïntimeerde] is sinds 23 augustus 1974 gehuwd met [echtgenote van geintimeerde] (hierna: [echtgenote van geintimeerde] ).
[geïntimeerde] heeft in de periode 1995 tot en met 2000 zes effectenleaseovereenkomsten gesloten met een rechtsvoorganger van Dexia. [echtgenote van geintimeerde] was geen mede-contractante bij deze overeenkomsten en evenmin had zij haar toestemming in de zin van artikel 1:88 BW aan [geïntimeerde] verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten.
b) Bij dagvaarding van 13 maart 2003 hebben (onder meer) de Stichting Eegalease en de Consumentenbond bij de rechtbank Amsterdam een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW gestart tegen Dexia. Deze procedure is in eerste aanleg geëindigd door een vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 25 augustus 2004. Dexia heeft tegen dit vonnis tijdig appel ingesteld bij het hof Amsterdam, waardoor dat vonnis niet na verloop van de appeltermijn in kracht van gewijsde is gegaan. Tijdens de procedure in hoger beroep is tussen Dexia enerzijds en de belangenorganisaties (waaronder de Stichting Eegalease en de Consumentenbond) anderzijds een schikking tot stand gekomen. Deze schikking is vastgelegd in de zogenaamde Hoofdovereenkomst d.d. 23 juni 2005 (mvg, prod. 1). Partijen hebben op dezelfde datum een overeenkomst gesloten zoals bedoeld in art. 7:907 lid 1 BW (de WCAM-overeenkomst, bijlage III bij de Hoofdovereenkomst).
c) Na het sluiten van de Hoofdovereenkomst is de procedure in hoger beroep bij het hof Amsterdam op 25 augustus 2005 geroyeerd.
d) Ter uitvoering van de Hoofdovereenkomst heeft Dexia op grond van artikel 7:907 lid 1 BW op 18 november 2005 een verzoekschrift ingediend bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij beschikking van 25 januari 2007 heeft het gerechtshof Amsterdam de (op 8 mei 2006 gewijzigde) overeenkomst verbindend verklaard.
e) Door middel van een zogenaamde ‘opt-out’ verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW heeft [geïntimeerde] aangegeven niet aan de collectieve regeling gebonden te willen zijn.
f) Bij aangetekende brief van 21 februari 2006 aan Dexia (cva, prod. 2) heeft [echtgenote van geintimeerde] medegedeeld dat zij wegens het ontbreken van haar toestemming op grond van de artikel 1:89 BW de navolgende overeenkomsten vernietigt:
A. nr. [contractnummer Feestplan] Feestplan ingangsdatum 25 september 1997;
B. nr. [contractnummer Rente-Remmer] Rente-Remmer ingangsdatum 6 april 2000;
C. nr. [contractnummer Legio Feestplan] Legio Feestplan ingangsdatum 24 november 2000.
g) In haar brief van 20 augustus 2014 heeft (USG Legal namens) Dexia onder meer het volgende aan [geïntimeerde] bericht (inl. dagv., prod. 6):
(…) U heeft met Dexia effectenlease-overeenkomsten afgesloten, waarvan er tenminste één met een opbrengst is geëindigd. Deze opbrengst leidt ertoe dat ugeenrecht meer heeft op schadevergoeding onder het Hofmodel. (…)
Alsbijlage 1bij deze brief treft u een formulier aan (‘waiver‘) waarin zowel u als Dexia verklaart dat het geschil definitief is beëindigd en partijen elkaar nooit meer zullen aanspreken. Als u het geschil met Dexia definitief wilt beëindigen verzoeken wij u deze waiver ondertekend retour te zenden.
h) [geïntimeerde] heeft de waiver niet aan Dexia retour gezonden en heeft evenmin op andere wijze jegens Dexia verklaart dat hij geen vordering meer op Dexia heeft uit hoofde van de effectenleaseovereenkomsten.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert Dexia om voor recht te verklaren dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [geïntimeerde] gesloten effectenleaseovereenkomsten met de nummers [contractnummer 4] , [contractnummer 5] , [contractnummer Feestplan] , [contractnummer 6] , [contractnummer Rente-Remmer] en [contractnummer Legio Feestplan] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [geïntimeerde] verschuldigd is, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Dexia, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Omdat de zes effectenleaseovereenkomsten die [geïntimeerde] met Dexia had gesloten per saldo met een positieve opbrengst voor [geïntimeerde] zijn geëindigd, heeft [geïntimeerde] door het aangaan van de zes overeenkomsten per saldo geen schade geleden, zodat Dexia in verband met het aangaan van deze overeenkomsten ook niet jegens [geïntimeerde] schadeplichtig is. [geïntimeerde] heeft geweigerd om te verklaren dat hij niets meer van Dexia heeft te vorderen. Dexia heeft belang bij rechtszekerheid in de vorm van een definitieve beëindiging van het geschil met [geïntimeerde] , zodat zij belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daartoe heeft hij gesteld dat [echtgenote van geintimeerde] tijdig, bij brief van 21 februari 2006, de vernietiging heeft ingeroepen van drie met Dexia gesloten overeenkomsten. [geïntimeerde] heeft wegens die vernietiging uit hoofde van onverschuldigde betaling een vordering op Dexia. De gevorderde verklaring voor recht moet om die reden worden afgewezen.
3.2.4.In het beroepen eindvonnis van 1 juni 2016 heeft de kantonrechter de vordering van Dexia afgewezen en Dexia in de proceskosten veroordeeld. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat [echtgenote van geintimeerde] met haar brief van 21 februari 2006 in ieder geval de effectenleaseovereenkomsten d.d. 6 april 2000 en d.d. 24 november 2000 rechtsgeldig heeft vernietigd. De stelling van Dexia dat de bevoegdheid van [echtgenote van geintimeerde] om die overeenkomsten te vernietigen op 21 februari 2006 al was verjaard, heeft de kantonrechter verworpen. Volgens de kantonrechter is de op 13 maart 2003 aangevangen collectieve procedure geëindigd door het royement op 25 augustus 2005, zodat [echtgenote van geintimeerde] op grond van het bepaalde in artikel 3:316 lid 2 BW na genoemde datum nog zes maanden (derhalve tot 25 februari 2006) de tijd had om de vernietiging van de overeenkomsten in te roepen. De vernietiging van genoemde twee overeenkomsten brengt mee dat [geïntimeerde] hetgeen hij op grond van die vernietigde overeenkomsten aan Dexia heeft voldaan, onverschuldigd heeft betaald, zodat hij uit dien hoofde een vordering heeft op Dexia.