Uitspraak
,
eisers in het incident,
verweerster in het incident,
5.Het tussenarrest van 27 maart 2018
6.Het verdere verloop van de procedure
7.De beoordeling
plaatsgevonden hebbendeverbouwingen af te leiden maar van voorafgaande instemming van hem met (toekomstige) verbouwingen blijkt er niet uit. Dat aan de zin in de verklaring van [getuige 1] “Zo is ook over verbouwingen gesproken en mocht [appellante] (het hof begrijp: appellante) bouwkundige veranderingen aanbrengen, als het maar geen hoofddragende muren betrof” de betekenis toekomt die [appellant] c.s. daaraan toekennen, gaat zonder nadere toelichting niet op nu aan die zin iedere contextuele duiding (m.n. wanneer en over welke verbouwing[splannen] er is gesproken, wie daarbij betrokken waren) ontbreekt. Dat, zoals aangevoerd bij pleidooi in hoger beroep door [appellant] c.s., [geïntimeerde] geen tegenverklaringen hebben ingebracht, maakt het voorgaande niet anders. Immers, er ligt een overeenkomst (akte) met algemene voorwaarden, die in beginsel de rechtsverhouding van partijen bepaalt. Voor uitleg van deze overeenkomst in de door [appellant] c.s. gewenste zin of van nadere (daarvan afwijkende) overeenkomsten moeten [appellant] c.s. voldoende feiten stellen. Daarmee wordt aan het door [appellant] c.s. in hoger beroep gedaan bewijsaanbod voorbijgegaan. Het kort geding leent zich bovendien niet voor nadere bewijslevering. Ook grief III slaagt dus niet.