Uitspraak
5.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenarrest van 8 november 2016 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2017;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord;
- het mondeling pleidooi, waarbij partij [appellante] pleitnotities heeft overgelegd.
6.De beoordeling
[deskundige] heeft op 24/1/2014 de 283 wortels of pennen bekeken op uitwendige afwijkingen en allen in de forcerie geplaatst. Na drie weken hebben de medewerkers van het praktijkcentrum het witloof geoogst, gekuist en gesorteerd in kwaliteitsklassen. [deskundige] heeft de wortels na de forcerie individueel beoordeeld. Er waren voor en na de forcerie geen diagnosetesten gedaan. Er werd gekeken naar de symptomen van mogelijk infectie door bacteriën (Erwina spp., Pseudomonas spp.) en schimmels (Phyophthora cryptogea, Scerotinia spp. Phoma exigua).
3. Bespreking van het rapport van BLGG Agroxpertus en van de heer [adviseur van geintimeerde]
naaflevering) zelf heeft geconstateerd dat een deel van de door hem afgeleverde witlofwortelen van slechte kwaliteit waren, zodat het hof dit als vaststaand aanneemt.
ten tijde vande aflevering aanwezig was, zoals [geïntimeerde] stelt en [appellante] betwist.
Ik denk dat hij ( [adviseur van geintimeerde] ; toev. hof) hetzelfde schadebeeld als BLGG AgroXpertus bedoelt. "Tegen deze achtergrond had het op de weg van [appellante] gelegen om haar betoog nader feitelijk te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten, gaat het hof aan dit feitelijk onvoldoende onderbouwde verweer van [appellante] voorbij.
"Gezien wij geen zieke kroppen terugvonden, veronderstel ik dat niet alle wortels geïnfecteerd waren. (…) Dat de wortels bij ons geen ziek witloof voortbrachten is niet tegenstrijdig aan dit verhaal (het rapport van BLGG AgroXpertus; toev. hof), noch aan dat van de heer [adviseur van geintimeerde] ."