3.1.In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a.Match exploiteert een uitzend- en detacheringsbureau en houdt zich tevens bezig met aanneming van werk in de ruimste zin van het woord.
b. Tot 30 december 2010 was [bestuurder en indirect enig aandeelhouder van appellante] (verder te noemen: [bestuurder en indirect enig aandeelhouder van appellante] ) bestuurder en, indirect, enig aandeelhouder van Match. Met ingang van 30 december 2010 is [participaties] Participaties B.V. (verder te noemen: [participaties] ) gaan participeren in Match en vormden [bestuurder en indirect enig aandeelhouder van appellante] feitelijk en [participaties] indirect daarna (middellijk) het bestuur van Match. [bestuurder en indirect enig aandeelhouder van appellante] heeft per 1 juli 2017 ontslag genomen als (middellijk) bestuurder van Match.
c. [geïntimeerde] is op 1 maart 2013 krachtens arbeidsovereenkomst als Medewerker Finance & Control full time in dienst getreden van Match tegen een loon van € 3.175,50 bruto per vier weken exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
d. [geïntimeerde] ontving sinds 17 juli 2017 geen loon meer. Hij verrichtte de bedongen werkzaamheden sinds 14 juli 2017 niet meer maar heeft zich steeds bereid en beschikbaar gehouden om die werkzaamheden uit te voeren.
e. Bij brief van 20 juli 2017 aan [geïntimeerde] heeft Match zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat Match per 1 april 2017 is overgenomen door Labourflex B.V. dan wel de aan haar gelieerde Poolse vennootschap Grupacon, dat alle werknemers van Match daarom per die datum van rechtswege in dienst zijn getreden van Labourflex dan wel Grupacon en dat [geïntimeerde] zich voor zijn loon vanaf 1 juli 2017 dient te wenden tot Labourflex.
f. In de daarop volgende periode heeft [geïntimeerde] Match en Labourflex schriftelijk aangesproken op doorbetaling van zijn loon, evenwel zonder resultaat.
g. Bij brief van zijn advocaat van 3 augustus 2017 aan de gemachtigde van [geïntimeerde] heeft Labourflex zich op het standpunt gesteld dat er van een overgang van de onderneming van Match naar Labourflex geen sprake is.
h. [geïntimeerde] heeft met ingang van 1 november 2017 een andere baan gevonden.
De standpunten van partijen en het oordeel van de kantonrechter
3.2.1.In dit kort geding vorderde [geïntimeerde] hoofdelijke veroordeling van Match en Labourflex tot wedertewerkstelling, tot betaling van loon vanaf 17 juli 2017 tot aan het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, met wettelijke rente en wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW met wettelijke rente daarover, vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente en tot het verstrekken van loonspecificaties, met veroordeling van Match en Labourflex in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.2.[geïntimeerde] stelde zich op het standpunt dat sprake was van een overgang van de onderneming van Match naar Labourflex, dat de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van Match waren overgegaan op Labourflex en dat Labourflex gehouden was tot betaling van het loon en wedertewerkstelling. Subsidiair heeft hij op het standpunt gesteld dat hij nog steeds in dienst was van Match en dat Match jegens haar gehouden was tot betaling en wedertewerkstelling.
3.2.3.Match en Labourflex hebben beide gemotiveerd verweer gevoerd. Het verweer van Labourflex behelsde dat de onderneming van Match niet was overgegaan naar Labourflex.
Het verweer van Match behelsde dat de onderneming van Match wel was overgegaan op Labourflex en dat de rechten en verplichtingen van Match uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] van rechtswege zijn overgegaan op Labourflex (art. 7:663 BW).
3.2.4.In het vonnis heeft de kantonrechter, kort samengevat, overwogen dat in dit kort geding niet in redelijke mate zeker is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat sprake is geweest van een overgang van onderneming van Match naar Labourflex in de zin van artikel 7:622 BW (bedoeld zal zijn 7:662 BW, hof). De vorderingen van [geïntimeerde] op Match zijn toegewezen wat betreft de loondoorbetaling tot 1 november 2017 met wettelijke rente en wettelijke verhoging met wettelijke rente daarover over de periode genoemd in het vonnis, het verstrekken van loonspecificaties en vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en voor het overige afgewezen. De vorderingen op Labourflex zijn alle afgewezen. De kantonrechter heeft Match veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde] en de proceskosten in het geding tussen [geïntimeerde] en Labourflex zijn gecompenseerd.
3.2.5.Match heeft hoger beroep ingesteld tegen het tussen haar en [geïntimeerde] gewezen vonnis.
3.2.6.Match heeft 4 grieven, genummerd met Romeinse cijfers, aangevoerd. Match heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis, afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] en veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen Match ter uitvoering van het vonnis heeft betaald, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2.7.[geïntimeerde] heeft Labourflex bij exploot “ex artikel 118 Rv opgeroepen” om in dit hoger beroep te verschijnen en daarbij onder meer geconcludeerd dat, voor zover het hof zou oordelen dat er sprake is geweest van een overgang van onderneming, Labourflex alsnog wordt veroordeeld tot betaling van loon over de periode 17 juli 2017 tot 1 november 2017 met wettelijke rente, de wettelijke verhoging met de wettelijke rente daarover over het over de periode 17 juli 2017 tot 20 september 2017 verschuldigde loon, buitengerechtelijke kosten, en de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] inzake de procedure in eerste aanleg tussen [geïntimeerde] en Match, alsmede, op straffe van verbeurte van een dwangsom, tot verstrekking van loonspecificaties, met veroordeling van Labourflex in de kosten van de procedure.
Labourflex is op deze oproeping in het geding in hoger beroep verschenen en toegelaten.
3.2.8.[geïntimeerde] heeft in de memorie van antwoord geconcludeerd tot:
- bekrachtiging van het tussen [geïntimeerde] en Match gewezen vonnis, met veroordeling van Match in de kosten van het hoger beroep;
- dan wel, voor zover het hof zou oordelen dat sprake is geweest van een overgang van onderneming, overeenkomstig de conclusie in het oproepingsexploot, veroordeling van Labourflex.
3.2.9.Labourflex heeft in haar memorie van antwoord bestreden dat tegen haar, als in hoger beroep op grond van art. 118 Rv opgeroepen derde, de vorderingen van [geïntimeerde] kunnen worden toegewezen. Voorts heeft Labourflex de grieven van Match bestreden. Labourflex heeft geconcludeerd dat er onvoldoende grond is voor toewijzing van de vorderingen in hoger beroep van Match op [geïntimeerde] en van [geïntimeerde] op Labourflex, en dat [geïntimeerde] niet ontvankelijk moet worden verklaard jegens Labourflex althans dat de ingestelde vorderingen jegens Labourflex afgewezen moeten worden met veroordeling van Match althans [geïntimeerde] in de proceskosten van Labourflex, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De positie van Labourflex in dit hoger beroep