Op grond van het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat het goed gaat met [minderjarige] sinds hij (per mei 2017) bij de vader zijn hoofdverblijf heeft.
Hoewel dit, zoals de moeder terecht stelt, een ingrijpende verandering betekende in zijn leven, ervaart hij door deze wijziging rust. Dit is onder meer het gevolg van het feit dat er, ten opzichte van de eerder geldende zorgregeling, minder wisselingen plaatsvinden. Gebleken is dat duidelijkheid en stabiliteit een positieve invloed hebben op [minderjarige] .
[minderjarige] heeft inmiddels een TOM-training (Theory of Mind) gevolgd, om sociale vaardigheden te ontwikkelen. Ondanks dat daarin afstemmingsproblemen werden gezien, heeft hij ook tijdens deze training een positieve ontwikkeling laten zien en deze is uiteindelijk positief afgesloten.
Aan de kindercoach, die is ingezet vanuit De Combinatie Jeugdzorg, heeft hij aangeven het over alles te willen hebben maar niet over zijn ouders. De opdracht die hij aan de ouders meegeeft is dat zij de dingen voor samen hem kunnen regelen. De Combinatie Jeugdzorg adviseert ten behoeve van [minderjarige] een therapie waarbij er meer non-verbaal aan de slag wordt gegaan. Er is vanuit De Combinatie Jeugdzorg geen grond gezien om nog een eventueel onderzoek op te starten in verband met een eventueel autistisch spectrum.
Uit hetgeen door de GI ter zitting is verklaard begrijpt het hof dat [minderjarige] graag naar school gaat en er door school positieve ontwikkelingen worden gezien nu hij meer dan voorheen de samenwerking met andere kinderen opzoekt.
Op grond van de hiervoor geschetste recente ontwikkelingen gaat het hof voorbij aan de stelling van de moeder dat de opvoedsituatie bij de vader ten aanzien van de betrokkenheid bij de schoolprestaties, de gang van zaken op school en de voorbereiding op de middelbare school, niet het beste aansluit bij [minderjarige] . Ter zitting is bovendien gebleken dat de ouders gezamenlijk en naar ieders tevredenheid een middelbare school voor [minderjarige] hebben uitgezocht.
Verder blijkt niet dat de vader nalaat om [minderjarige] te stimuleren bij zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals de moeder stelt, nu de vader zijn medewerking heeft verleend aan de hierboven genoemde TOM-training. Tot slot is niet gebleken dat de vader niet in staat is om [minderjarige] de nodige ruimte te geven waardoor hij kan groeien naar meer zelfstandigheid en hij zich verder kan ontwikkelen op een wijze die past bij zijn leeftijd. Verder heeft de vader gesteld, hetgeen door de moeder niet is weersproken, dat hij minder is gaan werken sinds [minderjarige] bij hem woont en hij zodoende meer tijd heeft voor zorgtaken. Het hof ziet dan ook geen reden om de vader te laten onderzoeken op zijn pedagogische vaardigheden.
Dat [minderjarige] een deel van zijn Slowaakse ontwikkeling mist sinds hij bij de vader woont is naar het oordeel van het hof geen doorslaggevende reden om tot een andere conclusie te komen. Daarbij komt dat [minderjarige] , met medewerking van de vader, onlangs een bezoek heeft kunnen brengen aan zijn familie in Slowakije. De vader heeft aangegeven dat hij inziet dat het van belang voor [minderjarige] is dat hij samen met de moeder naar Slovakije kan gaan om de band met zijn familie aldaar te onderhouden.