ECLI:NL:GHSHE:2018:2547

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
200.183.361_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake zorgregeling tussen ouders met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2012. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.N.R. Nasrullah, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. Th.Th.M.L. Boersema, zijn in geschil over de omgangsregeling. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure. De eerdere beschikking van 1 september 2016 bepaalde dat de vader en de minderjarige gerechtigd zijn tot contact in een omgangshuis, onder begeleiding van Juzt. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende documenten en adviezen van Juzt en de advocaten van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2018 hebben beide ouders aangegeven dat er vooralsnog geen behoefte is aan verdere begeleiding door Juzt. Ze zijn tot overeenstemming gekomen over een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de minderjarige eens in de twee weken bij de vader verblijft. Het hof heeft besloten deze regeling voorlopig vast te stellen en de zaak aan te houden tot 2 november 2018, waarbij partijen het hof moeten informeren over de stand van zaken en hun voorstellen voor het verdere verloop van de zaak. De beschikking is openbaar uitgesproken op 14 juni 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 14 juni 2018
Zaaknummer: 200.183.361/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/287270 FA RK 14-6074
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.N.R. Nasrullah,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Th.Th.M.L. Boersema.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 1 september 2016

Bij die beschikking heeft het hof:
  • bepaald dat dat de vader en [de minderjarige] gerechtigd zijn tot contact met elkaar in het omgangshuis van Juzt te [kantoorplaats] , onder begeleiding van het omgangshuis, waarbij de verdere invulling, waaronder oudergesprekken, zal geschieden in nader overleg tussen partijen en het omgangshuis;
  • het omgangshuis verzocht het hof tijdig vóór 1 maart 2017 schriftelijk te informeren over de resultaten van de begeleide contactregeling en het verloop van het traject met de ouders, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van deze schriftelijke informatie aan de raad en de raadslieden van partijen;
  • iedere verdere beslissing aangehouden tot 1 maart 2017 pro forma.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft – in aanvulling op de stukken die ten tijde van bovengenoemde beschikking van 1 september 2016 onderdeel uitmaakten van het dossier – kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier met brief van de advocaat van de vader d.d. 30 januari 2017;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 22 februari 2017;
  • de brief van Juzt d.d. 21 maart 2017;
  • de brief van Juzt d.d. 19 december 2017 met bijgevoegd het verslag inzake de resultaten van de begeleide contactregeling en het verloop van het traject met de ouders;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 30 januari 2018;
  • het V-formulier met brief van de advocaat van de moeder d.d. 9 februari 2018;
  • het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 23 februari 2018;
  • het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 23 april 2018.
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. M. Ahmadi, kantoorgenoot van mr. Nasrullah;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Boersema;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

7.De verdere beoordeling

7.1.
In het verslag van Juzt wordt op p. 4-5 onder “ADVIES” het volgende vermeld.
Wij verzoeken om ons advies tot een opbouw in contact tussen [de minderjarige] en de vader te bekrachtigen en ouders terug te verwijzen naar Juzt, module Ouderschap Blijft, begeleide omgang en bemiddeling. Vanuit dit nieuw gestelde kader kunnen we in samenwerking met de ouders vormgeven aan een opbouw in de regeling en verbetering van de oudercommunicatie. Hierbij wordt in overleg met de ouders en rekening houdend met het tempo van [de minderjarige] toegewerkt naar een passende omgangsregeling, welke vastgelegd kan worden in een ouderschapsplan.
Vervolgens is een stappenplan als voorstel opgenomen.
7.2.
De moeder en de vader hebben gereageerd op het verslag van Juzt, respectievelijk in de bij V-formulier van 13 februari 2018 overgelegde brief en in de bij V-formulier van 23 februari 2018 overgelegde brief.
7.3.
Ter zitting spreken zowel de vader als de moeder via hun advocaten uit, dat er vooralsnog geen behoefte is aan verdere begeleiding door Juzt.
7.4.
Partijen zijn op de zitting tot overeenstemming gekomen over een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Zij zijn het volgende overeengekomen.
Met ingang van het weekend van 12 en 13 mei 2018 verblijft [de minderjarige] eens in de twee weken bij de vader van zaterdag 11.00 uur tot zondag 15.00 uur, waarbij de moeder zorgt dat [de minderjarige] op zaterdag om 11.00 uur bij de vader is en de vader [de minderjarige] op zondag om 15.00 uur weer terug bij de moeder brengt .
7.5.
De raad heeft vervolgens het hof geadviseerd om deze regeling in werking te laten treden en de zaak aan te houden om te monitoren hoe de contactregeling verloopt. Mocht blijken van problemen tussen de ouders, dan kan desgewenst contact worden gezocht met Juzt om te bezien welke mogelijkheden er zijn om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De raad merkt hierbij – zakelijk weergegeven – op dat [de minderjarige] nog jong is en er zich in de toekomst nog veel omstandigheden zullen voordoen, die overleg tussen de ouders vergen. Het is van belang dat de communicatie tussen hen in elk geval afdoende is om zo nodig het overleg met elkaar aan te gaan.
7.6.
De ouders hebben ter zitting te kennen gegeven hier positief tegenover te staan.
7.7.
Het hof heeft besproken dat de overeengekomen regeling in werking treedt, dat de zaak pro forma zal worden aangehouden tot 2 november 2018 en dat partijen het hof voor die datum dienen te berichten over de stand van zaken en hun voorstel over het verdere verloop van het geding. Daarbij kan eventueel ook een verzoek worden gedaan om een regeling vast te stellen voor vakanties en feestdagen, zoals de vader ter zitting van het hof heeft opgeworpen. Voor vaststelling van een dergelijke regeling is het nu nog te vroeg, zo begrijpt ook de vader.
7.8.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen zoals hierna in het dictum bepaald.

8.De beslissing

Het hof:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
voorlopigde volgende regeling vast:
[de minderjarige] verblijft – met ingang van het weekend van 12 en 13 mei 2018 – eens in de twee weken bij de vader van zaterdag 11.00 uur tot zondag 15.00 uur, waarbij de moeder zorgt dat [de minderjarige] op zaterdag om 11.00 uur bij de vader is en de vader ervoor zorgt dat [de minderjarige] op zondag om 15.00 uur weer terug bij de moeder is;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de raadslieden van partijen het hof
uiterlijk twee weken vóór 2 november 2018te berichten over de actuele stand van zaken en over hun opvatting over het verdere verloop van onderhavige zaak, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen en de raad;
stelt de raad vervolgens in de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk te reageren op de binnengekomen informatie;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 2 november 2018.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.A.R.M. van Leuven en E.L. Schaafsma-Beversluis, bijgestaan door de griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.